N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

KAREL KNIP
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
LEO PRICK

KAREL KNIP


17 juni 2000

Pinksterwonder


FIJN FIETSEN met Pinksteren om het frisse jonge groen uit alle twijgen te zien breken en en passant eens een blik op de pinksterbloemen te werpen. Maar zover de blik reikte was er geen pinksterbloem meer te bekennen, je kon niet eens zien waar ze gestaan hadden. Boter-, paarde-, koekoeks- en zelfs zwanebloemen te kust en te keur, madeliefjes, gele lis, noem maar op, maar geen pinksterbloemen.

Dat was gelijk al de eerste ergernis. Weliswaar is het Pinksterfeest dit jaar wat aan de late kant, maar in jaren met een vroege Pinksteren is het nauwelijks beter, meldt het opschrijfboekje. Als in Holland de pinksterbloemen bloeien is het nog lng geen Pinksteren. Buitenlanders in het soort buitenland waar de pinksterbloem ook groeit noemen hem dan ook anders: de waterkers van het weiland, of zoiets, of ze zeggen gewoon Wiesenschaumkraut, ladysmock of cuckooflower. Nooit is er iets met Pinksteren.

Hoe zit dat? Tot de Van Dale is het gebrek nog niet doorgedrongen: 'pinksterbloem (de) 1 bloem die met Pinksteren bloeit, m.n. als volksnaam voor de veldkers, de koekoeksbloem en de gele lis, syn. veldsering' noteert het boek onschuldig. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (tegenwoordig ook op cd-rom) geeft de oplossing niet expliciet maar wijst wel de weg. Meer dan twintig verschillende planten die omstreeks Pinksteren in bloei raakten heetten vroeger pinksterbloemen. Daaronder, en terecht, de echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi) een aanduiding die in bepaalde streken ongelukkiggenoeg ook werd gebruikt voor de Cardamine pratensis, de plant uit het geslacht veldkers die nu officieel pinksterbloem heet. Het berust dus op een vergissing.

Men herkent hier weer de gekmakende Babylonische spraakverwarring waarop het pinksterwonder nooit invloed kreeg en die hier in een stukje over vogelnamen als eens eerder is opgevoerd. Taalzuiveraars en nomenclatuurcommissies hebben twee eeuwen geleden als gebroeders Grimm naar hartelust gehakt en geplakt en verhieven ongelukkige streeknamen tot officiële namen waar dat nooit had moeten gebeuren. De negentiende-eeuwse erfenis blijft voor altijd bij ons. Nu is een Nederlandse brandgans niet hetzelfde als de Engelse brent goose of de de Deense brandgans. Nu noemen we een gele composiet met wit melksap en een wortelrozet 'paardebloem', terwijl hij in de rest van Europa leeuwentand heet (dente de lione, dent-de-lion, dandelion, Löwenzahn) terwijl ònze leeuwentand juist weer een heel andere plant is. En nu zitten we met een pinksterbloem die niet met Pinksteren bloeit.

Iemand in een van de commissies heeft gevonden dat de aardige, geelbloeiende plant die luistert naar de naam Chelidonium majus en behoort tot de papaverfamilie (hoewel hij oppervlakkig bezien eerder een kruisbloemige lijkt), dat die plant stònk en nu heet hij 'stinkende gouwe'. Ruik er eens aan: hij stinkt helemaal niet, als het wel zo was zouden Heimans, Heinsius en Thijsse het er in hun beroemde Flora wel bij hebben gezet. De vlier, ja, die stinkt een beetje. De bloemen van de meidoorn (die trouwens ver in juni nòg bloeit) ook, maar je verneemt er geen kwaad woord over. Het is al willekeur en machtsmisbruik wat de klok sloeg. De blaartrekkende boterbloem trekt geen blaren, de leeuwebek lijkt niet op een leeuwenbek, de hondstong niet op een hondentong en je vraagt je af of bitterzoet ècht eerst bitter en dan zoet smaakt als je er op kauwt. Dat is wat Heimans c.s. beweren.

Genoeg over de commissies. Een andere waarnemning die het afgelopen weekend gaandeweg veel natuurgenoegen weg nam was dat kinderen bepaalde plantennamen niet, nee: nooit, leren onthouden. Vertel ze duizend keer wat raket is, of kamille, bitterzoet, hondsdraf, ooievaarsbek of vogelmuur, allemaal heel veel voorkomende planten waarvoor de commissies toch een leuke naam hebben gekozen en de duizend-en-eenste keer kijken ze je aan of je opeens Arabisch spreekt. Hé! Raket! Leuke naam. Hondsdraf? Die moet ik hebben voor mijn plakboek van planten met dierennamen! Maar daar zit-ie al in.

Vertel ze daarentegen één keer wat een klaproos is, een paardebloem, een boterbloem, een pinksterbloem, een vergeet-me-nietje of een madeliefje en het zit voor altijd in het geheugen. Neem de proef op de som met een willekeurig inpandig kind en plaats eens zonnebloem, korenbloem, sneeuwklokje of tulp tegenover lisdodde, dotterbloem en dovenetel. Het ene bestand komt, om in computertermen te spreken, moeiteloos op de harde schijf het andere is nauwelijks vanuit de huidige locatie te openen.

Dat het met 'vierkantige basterdwederik', 'gerande schijnspurrie' of 'verspreidbladig goudveil' niet direct goed gaat is te begrijpen, wat er schort aan ereprijs, varkensgras of perzikkruid is een raadsel. En dat raadsel strekt zich uit tot voorbij de kindertijd: het verschil tussen eik, beuk, kastanje, den en berk krijgen de meeste volwassenen vroeg of laat onder de knie, met iep, esp, es en esdoorn wordt het nooit wat.

Het is maar een heel kleine waarneming maar toch zou je meer willen weten over de invloed van namen op de mogelijkheid ze te onthouden. Als het geheugen niet bedriegt strekt het mysterie zich ook uit tot getallen, tot jaartallen in het bijzonder. Er moet een verklaring zijn voor het feit dat bijna iedereen in Nederland weet wat er plaats vond in 1296, 1496, 1600 en 1815 en dat bijna niemand weet wat er in 1537 of 1759 gebeurde.

Nog een laatste natuurbeschouwing tot slot. Nu de boeren die nog niet zijn overgegaan op 'zero-grazing' het vee weer hebben buiten lopen wordt steeds duidelijker wat van AW-wege al langer werd vermoed: dat paarden, koeien en schapen elk hun eigen type planten ongegeten laten. Ook als de dieren zelf alweer verdwenen zijn herken je ze om zo te zeggen aan de rest-flora. Maar het kan ook aan de invloed van de uitwerpselen liggen, natuurlijk, of nog erger: het kan ook helemaal andersom zijn. Dat alleen bepaalde typen weiland geschikt worden geacht voor schapen of paarden. Dat is wat veldwerk zo vermoeiend maakt.

Karel Knip

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad