|
|
ROEL JANSSEN
|
18 januari 2001 Jorge Horacio Zorreguieta
Maar wat weet u daar van! In uw land wil een zekere meneer Mourik mij een proces aandoen. Wat een waanzin! Eén van zijn advocaten, Britta Böhler, heeft zich in 1999 nog opgeworpen als de verdedigster van Öcalan, de Koerdische terrorist die duizenden doden op zijn geweten heeft. Mourik was ambassadeur bij de Unesco in de tijd dat daar de corrupte Senegalees Amadou M'Bow secretaris-generaal was. M'Bow maakte het zo bont dat de VS en Groot-Brittannië zich uit de Unesco terugtrokken. Ik geloof niet dat ambassadeur Mourik ooit een woord van protest heeft laten horen. De beschuldiging luidt dat ik betrokken ben geweest bij de foltering van politieke tegenstanders en bij misdaden tegen de menselijkheid. Nou vraag ik u! Ja, ik was onderminister en later minister van Landbouw en Veeteelt tijdens het militaire regime in Argentinië. Meneer Mourik en zijn advocaten zouden moeten weten hoe een militaire dictatuur functioneert! De junta was oppermachtig. De drie commandanten van de strijdkrachten, leger, luchtmacht en marine, hadden zichzelf belast met de repressie en ze deden dat met inzet van het militaire apparaat. Dacht u dat ze toestonden dat burgers zich daarmee bemoeiden? Er waren niet eens kabinetsvergaderingen! De militairen deden wat in hun kop opkwam, en wij, de burgerministers, probeerden er het beste van te maken op ons eigen terrein. Terugkijkend had ik nooit moeten ingaan op het aanbod van generaal Videla. Maar ik was in de bloei van mijn leven, ik had een nieuwe vrouw, ik wilde me inzetten voor de belangen van de grootgrondbezitters. Mijn ijdelheid was gestreeld, Argentijnen staan bekend om hun zelfoverschatting. Ik had eerder hoge functies bekleed in de militaire regeringen van generaal Onganía en generaal Lanusse. Dat was mij goed bevallen, het waren fatsoenlijke generaals. Lanusse bereidde zelfs de terugkeer voor van Perón en zijn vrouw Isabel in 1973. Daarna begon, in de woorden van de bekende Nederlandse journalist Jan van der Putten, "het meest geagiteerde hoofdstuk van de Argentijnse geschiedenis, dat sneller geschreven werd dan God kon lezen." Aan die spiraal van chaos kwam een einde met de staatsgreep van 1976. Ik wil niet goedpraten wat daarna in mijn land plaatsvond. Maar wat deed een Argentijnse minister van Landbouw? Ik prikte cocardes aan de oren van fokstieren die met hun sperma de Argentijnse veestapel in stand hielden. Argentinië produceert het beste rundvlees van de wereld, zonder BSE, zeg ik er bij. En ik gaf oorkondes aan graanboeren die recordoogsten bereikten op onze vruchtbare pampa's. Zonder subsidies zoals in Europa. Mijn belangrijkste politieke daad was een graanakkoord sluiten met de Sovjet-Unie. Het zal u in Nederland verbazen, maar het Argentijnse militaire bewind was nauw bevriend met de Sovjet-Unie. Dat zat zo. Toen de Sovjet-Unie eind 1979 Afghanistan binnenviel, schortte president Carter de Amerikaanse graanleveranties aan Moskou op. Wij hadden in Argentinië een hekel aan Carter omdat hij ons op de vingers tikte over schendingen van de mensenrechten. We sloten in 1980 een uitermate lucratief graancontract met de Sovjet-Unie. De Amerikanen waren woedend. Met de dollars van de Sovjet-deal financierden de generaals hun wapenaankopen. Die wapens gebruikte generaal Galtieri om in april 1982 de Falkland-eilanden te bezetten. Als patriot was ik van mening dat Las Malvinas Argentijns zijn, maar oorlog met Groot- Brittannië stuitte mij tegen de borst. Ik had mijn dochter niet voor niets naar een Engelse middelbare school gestuurd en ik had bewondering voor de wijze waarop premier Thatcher de vakbonden aanpakte. Ons probleem was het peronisme. Dat had vijftig jaar lang Argentinië politiek verscheurd en economisch verpauperd. In de jaren zeventig richtten guerrillagroepen het land te gronde. De Montoneros, peronisten die zich beriepen op Eva Perón en het socialisme, terroriseerden het land met bomaanslagen. Ze financierden hun acties met ontvoeringen, zoals van de graanhandelaar Jorge Bunge die ze, na betaling van twintig miljoen dollar, vrijlieten. Op het platteland was de trotskistische guerrilla ERP actief onder leiding van de broer van Ernesto 'Che' Guevara. De meeste aanhangers en sympathisanten van het verzet waren jongeren uit de stad, scholieren en studenten. Toen de militairen hun 'vuile oorlog' tegen de subversie begonnen, vermoordden ze de kinderen van de betere middenklasse. Natuurlijk wisten we wat er gebeurde. Wij konden op straat getuige zijn als er mensen werden opgepakt, we hoorden de verhalen van de verdwijningen van vrienden in onze eigen omgeving, we zagen de 'dwaze moeders' demonstreren op de Plaza de Mayo. Argentinië was die jaren een dolgedraaide vleesmolen. De peronisten waren verdeeld in extreem rechtse en extreem linkse vleugels, die elkaar op leven en dood bestreden. De militairen hakten er op los, met de steun van de Argentijnse communistische partij omdat die de peronisten als verraders van de arbeidersklasse beschouwde. De leiding van de Montoneros onderhield banden met delen van de strijdkrachten, zelfs in de ergste tijd van de repressie. Ik heb me nooit met politiek ingelaten, ik ben altijd een vertegenwoordiger van de agrarische belangen geweest. Nu besef ik dat ik moreel medeverantwoordelijk ben geweest. Als ik eerlijk ben, moet ik erkennen dat ik een stuitend bewind heb gediend, met even gruwelijke als absurdistische excessen. Maar Argentinië is altijd een krankzinnig land geweest. Waar anders denkt u dat een nachtclubdanseres president kan worden? Als de romance tussen mijn dochter en uw kroonprins doorzet, dan hoop ik dat u iets meer van het complexe Argentijnse verleden begrijpt. Want er is meer tussen hemel en aarde dan u vermoedt, of kunt dromen in uw polderdemocratie.
E-mail Roel Janssen: rjanssen@nrc.nl
|
Bovenkant pagina |
|