C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

HJA HOFLAND
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG

29 september 1999

Economische vredesmacht


Iedere vredesoperatie, van de NAVO of de VN, heeft drie ingebouwde onderling afhankelijke gebreken: hij komt onvermijdelijk te laat en lijdt onder de gevarieerde beperkingen die de politiek van de deelnemende landen het militaire commando oplegt. En daarbij is één politieke beperking altijd dezelfde: er mogen aan eigen kant geen mensenlevens verloren gaan.

Uit wat er was gebeurd in de maanden die aan het referendum in Oost- Timor voorafgingen, viel wel af te leiden dat Jakarta alleen met de grootste tegenzin zou meewerken, althans, doen alsof. Intussen werd het duidelijker dat de pro-Indonesische partij zich bij het aanstaande verlies niet zou neerleggen. Het was mogelijk geweest het referendum uit te stellen. De VN hadden de gewonnen tijd kunnen gebruiken om een militaire macht op te bouwen voor het geval het mis zou gaan. Maar dat is pure theorie. Onder zulke omstandigheden werkt deze organisatie in wezen niet veel anders dan de politie. Preventie is een mooie taak, maar er moet sprake zijn van een misdrijf voor tot actie wordt overgegaan, en daarop volgt de slachtofferhulp.

"Bij de VN heerste een groot verlangen om de kwestie nu eindelijk, 25 jaar na de annexatie, van de agenda af te voeren", zegt een Indonesië-expert, geciteerd in The Washington Post. Habibie's beloften boden, betrouwbaar of niet, de beste kans. Dus kwam het referendum mèt de gevolgen. Toch kunnen we niet zeggen dat de gretigheid het van de zorgvuldigheid heeft gewonnen. Want zolang geen grootscheepse bloedbaden zijn aangericht, werkt de politie van de Veiligheidsraad nu eenmaal zoals hierboven beschreven.

Een fraaie reconstructie in de Washington Post leert dat de deskundigen, de waarnemers, zelfs de Amerikaanse ambassadeur in Jakarta zich in de Indonesische bedoelingen hadden vergist. Pas na economisch te zijn bedreigd door het IMF, de Wereldbank en de Amerikaanse regering, was Indonesië bereid een vredesmacht toe te laten. Dit dreigen hadden deze machten ook kunnen doen, als preventieve politiek, buiten de VN en de Veiligheidsraad met zijn handicaps om. Maar in zulke gevallen wordt de 'internationale gemeenschap' pas overtuigd door voltooide gruwelen.

Opmerkelijk: het referendum dat de grondslag voor de verzoening in Oost- Timor had moeten zijn, heeft in eerste aanleg een effect gehad, niet ongelijk aan dat van de bombardementen op Servië die Milosevic tot rede moesten brengen en de Kosovaren redden. De VN en Jakarta hebben zich in elkaar vergist en zijn in deze wederzijdse misrekening verstrengeld geraakt, ongeveer als de NAVO en Milosevic. Het gevolg is dat degenen die tot rede moesten worden gebracht, worden aangezet tot een razernij waarvan de anderen, die moesten worden gered, het slachtoffer zijn. Dan wordt de verstrengeling ongedaan gemaakt en dat gaat gepaard met verdere verwoestingen. Hiermee is de overeenkomst tussen deze twee interventies nog niet afgelopen. De NAVO en de VN hebben zich beide met humanitaire motieven gemengd in de staatkundige crisis van soevereine mogendheden. Indonesië wordt bedreigd met wat in Joegoslavië al is gebeurd. Het uiteenvallen, de 'balkanisering'. In Joegoslavië hebben achtereenvolgens de VN en de NAVO dit proces bege leid, dat wil dus zeggen, niet kunnen verhinderen dat de vechtende partijen na een jaar of acht tussen de 200.000 en 300.000 - niemand kan het nog op een 10.000 nauwkeurig schatten - slachtoffers hebben gemaakt en hun land verwoest. De balkanisering daar is nog niet afgelopen. Kosovo treft voorbereidingen om zijn onafhankelijkheid uit te roepen, steeds meer Serviërs vertrekken omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze daar geen toekomst meer hebben. Het is een met andere middelen voortgezette etnische zuivering. De eerste aanstichter van de oorlog zetelt nog steeds in Belgrado. De troepen van de NAVO vormen een veiligheidsbezetting. Niemand weet hoe lang ze nog moeten blijven.

Ter handhaving van de staatkundige eenheid bevechten het Indonesische leger en de milities de afscheidingsbewegingen op Oost-Timor, Ambon en in Atjeh. Het zou interessant zijn, te horen wat Nederlandse politici als Van Mook, Beel, Welter en Colijn ervan zouden vinden. In het lokaal waar ik op de lagere school over onze koloniën leerde, hing een plaat waarop de kinderen zagen hoe onze jongens rampokkende Atjehers bedwongen. Ik dacht eraan toen ik een paar foto's uit Dili zag: een Australische soldaat op wacht, en een paar plunderaars die er met wat meubilair uit een brandend huis vandoor gaan. Het staatkundig probleem van Indonesië is met een paar duizend man VN-troepen op Oost-Timor niet opgelost, terwijl de VN er een probleem bij heeft. Want hoe lang zullen de vredestroepen op Oost-Timor moeten blijven? Het model is Cyprus.

Aan een staatkundige ontbinding kunnen de Verenigde Naties niets doen, evenmin als de NAVO ertoe in staat is. Daar zijn ze ook niet voor bedoeld. Ze grijpen humanitair in als de bijverschijnselen onmenselijk worden. Dan verschijnen de vredesmachten die door hun aanwezigheid de ontbinding bevorderen. Dat is de tegenstelling waaraan alle humanitaire interventies met troepen lijden. Na de beestachtigheden op Ambon hebben de Zuid-Molukkers het volste recht om een beroep te doen op de VN. Maar als de VN er gehoor aan geven, bevordert de organisatie daarmee de balkanisering van Indonesië. In dit opzicht zijn Atjeh, Ambon, Oost-Timor en Kosovo voorbeelden van hetzelfde.

Met dergelijke interventies raken de VN en de NAVO op een dood spoor. Na iedere ingreep volgt een langdurige vredesbezetting, en steeds minder VN-leden zullen bereid zijn bij te dragen aan de enorme kosten, laat staan soldaten te 'leveren' die bovendien kunnen worden doodgeschoten, in een strijd waaraan ze part noch deel hebben. Bij iedere interventie wordt op deze manier het politieke draagvlak dunner. Degenen die het in Jakarta voor het zeggen hebben - wie dat dan ook mogen zijn - werden min of meer tot rede gebracht door economische dreigementen. Op die vorm van preventie zou nog wat meer gestudeerd moeten worden. IMF, Wereldbank en donorlanden hebben steeds grotere politieke macht, die ook een humanitair doel kan dienen.

H.J.A. Hofland

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)