C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

HJA HOFLAND
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG

22 september 1999

Achter de humanitaire schermen


"In de vroege morgen van de 27ste mei werden de toegangswegen naar de luchthaven van Keulen hermetisch afgesloten. Opritten naar de Autobahn, tot de zijstraten van de Prinz-Albert Strasse in Bonn waaraan het voorname internationale Bristol Hotel ligt, overal politie. Zelfs de weinigen die daar toevallig de limo's voorbij zagen suizen, hadden geen glimp gezien van de man om wie het allemaal ging: niemand minder dan William Cohen, de minister van Defensie van het machtigste land ter wereld."

Het leest als de eerste zinnen van een spionageroman; het is het begin van een reeks van drie artikelen, geschreven door Dana Priest, redacteur van The Washington Post; de onthullende en soms onthutsende reconstructie van wat aan het thuisfront van de NAVO gebeurde in de humanitaire oorlog om Kosovo. Van 24 maart af waren de bombardementen 'gewoon' doorgegaan, zonder het gewenste snelle resultaat. Na drie weken had de NAVO zich al verbaasd over de weerstand van de Serviërs. Daarna was de aandrang van de militaire leiding om de oorlog tot de grond uit te breiden, steeds sterker geworden. In Bonn vergaderden de Britse, Italiaanse, Duitse en Franse ministers van Defensie met hun Amerikaanse collega over dit moeilijkste van alle vraagstukken. Er lagen al een paar blauwdrukken voor een invasie, waarvan de meest ambitieuze voorzag in een leger van 175.000 man dat uit Bosnië, Hongarije en Bulgarije zou aanvallen. President Clinton was in het openbaar nog altijd, volgens zijn belofte, tegen de inzet van Amerikaanse soldaten op de grond. Maar volgens een in The Washington Post geciteerde geheime adviseur, zou hij anders beslissen als op 1 september de oorlog nog niet was afgelopen. Intussen hield hij voor het Amerikaanse volk - zoals hij zelf graag zegt - vast aan zijn belofte.

Wat heeft Milosevic tot de ontruiming van Kosovo bewogen? Het ligt voor de hand: hij wilde zijn land niet aan verdere verwoesting blootstellen en zelf tot volstrekte capitulatie worden gedwongen. Maar er is een andere mogelijkheid. Hij begon ervan overtuigd te raken, oppert Priest, dat de voorbereidingen tot de grondoorlog serieus vorderden. Zelfs heeft hij misschien gedacht dat de beslissing al was genomen. Als dat zo is, dan is dat een bewijs temeer van de verbazingwekkende ondoordachtheid waarmee de NAVO de onderneming is begonnen. Want wie al aan het begin van de oorlog de vijand laat weten wat hij uitdrukkelijk uitsluit - datgene wat de vijand het meest vreest, namelijk een oorlog op de grond - verstrekt hem daarmee de aanmoediging om de strijd aan te gaan en zo lang mogelijk voort te zetten.

Aan het begin van de oorlog wist iedereen dat de NAVO met één hand op de rug moest vechten. De oorzaak daarvan was, en is, dat de verhoudingen in de Amerikaanse binnenlandse politiek en de voorgeschiedenis van recente Amerikaanse interventies, het vrijwel uitsluiten dat soldaten in bodybags worden geretourneerd. En dat het zonder Amerikanen in Europa op de grond mislukt, is langzamerhand een militair axioma in ons werelddeel geworden. Wat de NAVO kan en niet kan, waartoe het bondgenootschap nog bereid is, wordt dus bepaald in Washington - ogenschijnlijk door de president, in werkelijkheid door de wisselende machten die zijn ruimte van handelen bepalen. Was er dan geen alternatief geweest: de geloofwaardige dreiging met een grondoorlog die alleen door de strijdlustigste Europese landen zou worden gevoerd, onder leiding van de allerstrijdlustigste Tony Blair, met de Amerikanen in de lucht en de minder belligerente troepen, Duitsers, Belgen, Nederlanders iets verder in de achterhoede? Zou het niet voor de hand hebben gelegen een humanitaire oorlog door een geloofwaardige humanitaire dreiging vooraf te laten gaan? Het is niet eens geprobeerd, omdat de NAVO ervan is uitgegaan het werk met een paar bombardementen te kunnen klaren. Zo raakten de partijen verstrengeld in hun wederzijdse misrekeningen. Het is niet gering, gedwongen te zijn een land in het centrum van een Europese regio kreupel te bombarderen, ter compensatie van een strategische en politieke vergissing - zelfs als dat land wordt geregeerd door een ongure dictator.

De spoedconferentie in Bonn, volgens de reconstructie van Dana Priest, doet een sfeer van radeloosheid vermoeden. Na drie weken bombarderen 'wist men het niet meer' (al werd aan de afloop niet getwijfeld). Na negen weken wist men het voor de tweede keer niet meer. 'The war had been dragging on'. Er werd rekening mee gehouden dat de bombardementen tot 1 september zouden duren, en als het dan nog niet had geholpen, kwam er een leger van 175.000 man aan te pas. Wie weet had dat dan de militaire oplossing gebracht, maar niet de politieke. Zouden er Russische troepen aan hebben meegedaan? En als die waren uitgesloten, had men dan rekening gehouden met de eindeloze complicaties die daarvan het gevolg waren geweest? Was men opgerukt naar Belgrado? Was het tot een bezetting van Servië gekomen? Het is de beproefde wet van de oorlog: het is gemakkelijker troepen er op uit te sturen dan ze weer naar huis te brengen. Met de eenheid van de NAVO is het, zoals we wel konden vermoeden, ook niet altijd even florissant gesteld geweest. Dagelijks vergaderde een 'kernkabinet', de ministers van Buitenlandse Zaken van de 'grote vijf'. Vaak aarzelden de Italianen; Blair wilde wat anders dan Clinton; Chirac had zijn eigen mening. Eén keer slaakte Joschka Fischer een kreet. Wat is er? vroeg Madeleine Albright bezorgd. Fischer keek naar het voetballen. Het bleek dat Manchester United een doelpunt tegen Bayern München had gemaakt.

Er wordt nog meer onthuld: de politieke discussie over het bepalen van de doelen voor de bommenwerpers en de voortdurende onenigheid tussen de generaals van de NAVO en de regeringsleiders van de 'grote vijf'. En ook de nauwe samenwerking, sinds eind april van de CIA en de NAVO met het UÇK (waarvan trouwens meer werd verwacht dan het kon geven). Het valt van de Kosovaarse vrijheidsstrijders wel te begrijpen dat ze, na deze samenwerking, niet meteen kunnen inzien waarom ze nu hun wapens moeten inleveren. Het geheel van deze serie heeft het niveau van Woodward en Bernstein. Wat we hadden vermoed, kunnen we nu in het geheel plaatsen. En dan, in dit perspectief valt de discussie tussen de deskundigen, columnisten, enz. over de grondtroepen ook beter te waarderen. Met de nieuwe wetenschap over wat achter de schermen gebeurde worden de proporties duidelijk, en daarmee is deze discussie teruggebracht tot een bittertafelruzie van bespottelijke irrelevantie. En John Keegan had meer gelijk dan hij besefte vóór hij zijn overbodige knieval maakte.

Ten slotte wordt de nieuwsgierigheid weer aangewakkerd. Wat wisten onze ministers Kok, De Grave en Van Aartsen van al deze toestanden terwijl ze voor de televisie verklaarden dat de oorlog volgens de plannen verliep? Hebben ze rekening gehouden met de mogelijkheid dat nu, vandaag, Nederlandse soldaten in en om Kosovo zouden vechten, als Milosevic zich niet in de bedoelingen van de Amerikaanse president had vergist? Dat is ook een onderwerp voor een reconstructie.

H.J.A. Hofland

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)