C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

HJA HOFLAND
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

10 februari 1999

Sluw, slordig, oliedom


El Al heeft op Schiphol een bijzondere positie. Dat is een gevolg van de Nederlandse politieke erkenning dat Israel een bijzondere positie heeft.

Het land is feitelijk voortdurend min of meer in staat van oorlog met machten aan zijn grenzen die ook terroristen opleiden. In deze situatie onderhoudt Nederland met Israel niet formeel maar wel de facto meer dan de gebruikelijke goede betrekkingen. De vliegtuigen van El Al worden buitengewoon zwaar bewaakt, onder andere door eigen gewapend personeel, en wie met de maatschappij vliegt moet zich scherpere controles laten welgevallen. Dat is niet het uitzonderlijkste. Het gaat erom dat in de verbinding tussen de Verenigde Staten en Israel de Nederlandse luchthaven een betrouwbare basis is. Je hoeft dan geen deskundige van Clingendael te zijn om te begrijpen dat in vrachtvliegtuigen niet altijd parfum en bloemen worden vervoerd.

Het regelmatig transport van militaire goederen via een derde land is voor beide partijen een zaak van buitenlandse politiek, zeker als het derde land min of meer in staat van oorlog is, en het doorvoerland met de geheimhouding heeft ingestemd. Geheime ladingen zijn altijd gevaarlijk.

Hieruit volgt al dat de verantwoordelijke ministers van het doorvoerland op de hoogte moeten zijn van geheime ladingen en risico's. Dat vergen het nationaal belang, de veiligheid en de goede betrekkingen. Ook vóór de ramp, en zeker daarna had iedere betrokken Nederlandse minister dus moeten weten wat er via Schiphol aan geheime ladingen werd getransporteerd.

Hetzelfde geldt voor de verantwoordelijke Israelische autoriteiten. Als Schiphol zo belangrijk is en blijft voor de Israelische luchtverbindingen, dan ligt het voor de hand de vriendschap nog meer te koesteren, onder andere door volkomen opening van zaken te geven over het ongeluk, en door met nog meer zorgvuldigheid de Nederlandse belangen te behandelen. Dat is niet gebeurd. Eerder is de indruk ontstaan dat het Nederlandse onderzoekers nog altijd grote moeite kost belangrijke documenten in te kijken en inlichtingen aan de Israelische autoriteiten te ontworstelen.

Het beperkte ongeluk, begin deze week, met een vrachtvliegtuig van El Al geeft daarvan een merkwaardige bevestiging. Een van de vleugels ziet er op de foto niet geruststellend uit. De experts hebben al verzekerd dat dit 'niet ernstig is'. Wat het toestel vervoert, wordt intussen op een even onhandige als onbeschaamde manier geheimgehouden. De Nederlandse autoriteiten zijn òf niet ingelicht, òf weten werkelijk van niets, en houden in ieder geval hun mond.

Is dit, na 4 oktober 1992 en na de recente onthullingen voor de enquêtecommissie, niet een krankzinnige situatie? Een minachting voor de direct bij deze ramp betrokkenen, een achteloze behandeling van het Nederlandse belang, een nieuwe aanslag op het vertrouwen in onze staat en een poging tot vernieling van de Israelisch- Nederlandse betrekkingen? Of gewoon een oliedomheid. In ieder geval zou je, als Nederlandse overheid, tot de slotsom moeten komen dat ook het onderhoud van El Al-vliegtuigen kennelijk voortaan tot de Nederlandse verantwoordelijkheid moet worden gerekend.

Het lopende onderzoek heeft feiten aan het licht gebracht die bij vorige gelegenheden verborgen zijn gehouden. Dat komt meer voor. De woede wordt in dit geval niet verklaard doordat er zomaar eens gezwegen of gelogen is, maar doordat de misleiding over deze grote ramp zo lang heeft geduurd, en dat daarmee bepaalde individuen en instellingen hun eigen belang hebben gediend, op kosten van de slachtoffers en de samenleving. Een klein aantal mensen is er zes jaar in geslaagd misschien de staat en in ieder geval het publiek dom te houden, en staatsorganen hebben zich dit laten welgevallen. Dat is de kern van het schandaal en de oorzaak van het wantrouwen, de ongerustheid en de woede.

Het valt de bewoners van de Bijlmer, brandweerlieden, verplegers die na de ramp ziek zijn geworden, niet kwalijk te nemen dat ze, nu er al zoveel is ontdekt, maximale medische aandacht eisen. Evenmin valt het de doktoren en het personeel van het AMC te verwijten dat ze niet in staat zijn al die klachten te onderzoeken en de oorzaak daarvan te bepalen. Het is op zichzelf verschrikkelijk dat op een persconferentie de woordvoerders van het AMC niet in beeld willen komen, uit angst voor reacties die ze niet verdienen. Maar het allerabsurdst is het de enquêtecommissie voor de publieke reacties verantwoordelijk te houden. De verhoren zijn openbaar. Zelfs iedere schijn van tersluiksheid of gemanoeuvreer met tactische bijbedoelingen zal het oorspronkelijke wantrouwen doen herleven. Zonder maximale openbaarheid loopt de commissie vast in het moeras van omzichtigheden, geheimdoenerij en gewone leugens waarin haar voorgangers zijn ondergegaan. Deze commissie biedt de laatste kans op openbaarheid, ook al zijn angst en paniek er de gevolgen van. Het alternatief is het schandaal dat doorziekt tot de laatste directbetrokkene is gestorven. En de commissie is er niet om datgene te bedwingen dat door anderen is veroorzaakt. Anders gezegd: er zijn prioriteiten. De eerste is de waarheid. Daarna kan men erover van mening verschillen of alle leden van de commissie zich wel als de volmaakte enquêteurs gedragen, en hoe een overmaat aan woede 'gekanaliseerd' moet worden, en natuurlijk, welke rol 'de media' in deze nieuwe aflevering van het drama spelen. Daar valt veel over te zeggen. Maar men heeft niets van de zin van dit onderzoek begrepen als men denkt dat de enquêtecommissie verantwoordelijk zou zijn voor de gevolgen van de waarheid die ze aan het licht brengt. Verantwoordelijk zijn degenen die bewust medeplichtig zijn geweest aan zes jaar bedrog, of te nonchalant of te arrogant of te laf waren om oorzaken en gevolgen tot het einde toe serieus te nemen. Zij horen nu voor voldoende medische aandacht te zorgen en mogelijke paniek te bestrijden, niet met de praatjes die tot de oorzaken van het schandaal horen.

H.J.A. Hofland

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)