C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

HJA HOFLAND
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

20 januari 1999

De langste discussie


,,Sinds veiligheid hoogste urgentie heeft in de politiek dat is echt iets van de laatste tijd denken veel meer mensen na over criminaliteit en de beleving daarvan. De politieagent, de rechter en de reclasseringsambtenaar hebben er al lang andere en meer genuanceerde denkbeelden over.

De wethouder en de beleidsambtenaar, maar ook de manager van de woningcorporatie en het hoofd van het dienstencentrum merken dat de lekenopvatting van de brave burger niet voldoet. Als ik het goed zie, is er een kloof tussen subjectieve en objectieve onveiligheid. Deskundigen kennen dat natuurlijk allang. In het pu[- ]bliek bewustzijn dringt dat inzicht, en de consequenties ervan, maar geleidelijk door.'' Einde citaat. Het is afkomstig uit een artikel van G. Burger, gepubliceerd in het tijdschrift Justitiële verkenningen, (uitgegeven door het ministerie van Justitie). Dit nummer is getiteld Integrale veiligheid. In het voorwoord wordt gerefereerd aan de nota Samenleving en criminaliteit uit 1985, die ,,een gemeenschappelijke aanpak door overheidsdiensten en maatschappelijke organisaties'' bepleit. Er wordt gerefereerd aan de Integrale Veiligheidsrapportage, in 1993 uitgebracht door vijf ministeries. Er wordt voortgeborduurd op de nota Veiligheidsbeleid 1995-1998 die de noodzaak van de integrale aanpak stelt. En dit citaat is ook alweer bijna vier jaar oud, namelijk uit mei 1995.

Begin dit jaar deed de Nijmeegse hoofdcommissaris Poelert van zich spreken door in zijn nieuwsjaarsrede te verklaren dat er ik vat het samen teveel over de 'toenemende criminaliteit' wordt geklaagd waardoor ,,het gevoel van onveiligheid wordt versterkt''. Dat was niet de gelukkigste passage uit de toespraak. Had hij er zich toe bepaald dat de politie haar best doet, maar niet in staat is, de misdaad uit te bannen, dan was niemand boos geworden en had er geen haan naar gekraaid. Een paar dagen later kwamen de schietpartij in Gorkum, en de optochten tegen het 'zinloos geweld' dat nu 'redeloos' wordt genoemd. Het debat nam de wending die we allemaal kennen. De voorstanders van de harde maatregelen kregen opnieuw de overhand. Vervolgens lieten de genuanceerden weer van zich horen. Teveel videocamera's betekent een inbreuk op de privacy, Nederland moet oppassen dat het geen politiestaat wordt en het gevaar bestaat dat minderheden gestigmatiseerd zullen worden. Het ontmoedigende van het 'nationale veiligheidsdebat' is dat het zich al jaren herhaalt, met twee verschillen. Het eerste is, dat het dramatischer, scherper, intenser wordt gevoerd en dus sneller wegebt. Sommige vormen van criminaliteit nemen toe, andere af, maar de politie kan niet de eeuwige vrede stichten en is daar ook niet voor. Het gevoel van onveiligheid is iets anders dan de onveiligheid zelf. Als het gevoel intenser wordt dan de cijfers rechtvaardigen, dan, betogen sommige experts, is dat de schuld van 'de media'. Alle oude argumenten worden weer uitgestald. Nieuw zijn de optochten, de minuten stilte en de gedenkplaquettes. En intussen is uit een enquête van het Bureau Intomart, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken, gebleken dat meer politie in de buurt het gevoel van veiligheid niet vergroot. Het bureau voegt een begrip aan het rijke arsenaal toe: de contra-intuïtieve conclusie. Het is wel een trouvaille maar geen verlossende.

Het tekort van alle overigens serieus en niet aflatend onderzoek is dat de politieke kant er niet aan de orde is. Daarvoor is dit onderzoek dan ook niet bedoeld. Maar het politieke feit blijft, dat de beste deskundige van de misdaad het slachtoffer is, als dat haar of zijn ervaringen kan navertellen. Hoe zwaarder de misdaad, hoe groter de aandacht van 'de media.' Dat ligt niet aan hun boosaardige sensatiezucht. Zo werken de televisie en de pers nu eenmaal. Wordt een bepaald type zware misdaad meer gepleegd, dan is de herhaling op zichzelf nieuws, en iedere keer nieuws van zwaarder kaliber. De klandizie van 'de media' zou zelfs weglopen als er niet naar behoren over werd gerapporteerd. En bagatellisering van het slachtofferleed, terwille van een vaag en onbewijsbaar openbaar belang, zal door het slachtoffer zelf worden gevoeld als minachting voor zijn lot.

Als zware misdrijven doodslag op stapavonden, cocaïnesmokkel, ontvoering vaker voorkomen, ontstaat tegen de contra- intuïtieve conclusies in (hoe wetenschappelijk die ook mogen zijn) de kwadratuur van de publiciteit. Naar dat fenomeen valt ook wetenschappelijk onderzoek te doen. En men kan er verder van denken wat men wil, maar bij dit alles is er één eigenschap die de andere overschaduwt: deze publiciteit wordt tot een politiek feit. Zou binnenkort op een 'stapavond' opnieuw iemand het leven laten, dan wordt dat met verdubbelde kracht duidelijk.

Dat 'misdaad nu eenmaal van alle tijden is' weten we allemaal. En dat Nederland van een paar videocamera's meer een politiestaat zal worden? Vraag het aan het loketpersoneel van banken en benzinestations. De discussie over subjectieve en objectieve veiligheid gaat over een afgeleid, nog rijkelijk theoretisch probleem. Als dat de overhand krijgt, boven dat van wapenbezit en discodoodslag, ja, dan zou op den duur de rechtsstaat pas werkelijk in het gedrang kunnen komen.

H.J.A. Hofland

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)