C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
HJA HOFLAND
DE DRAAD
|
30 december 1998 Het S.G.C. Complex
Zoja, wie en wat? Nog meer flauwe grapjes. De raadselachtige vier woorden zijn de tijdgebonden Nederlandse vertaling van ...Et Dieu créa la femme, een film van Roger Vadim met Brigitte Bardot, Curd Jürgens, Jean-Louis Trintignant en nog een paar beroemdheden uit het tijdvak. Volgens de Speelfilmencyclopedie gaat het over ,,een vrijgevochten meisje dat in Saint-Tropez de mannen het hoofd op hol brengt''. Na een verhouding met een oudere industrieel kiest ze ten slotte toch voor haar jonge echtgenoot. Met de film was, volgens de encyclopedie, de roem van Brigitte Bardot als wereldster gevestigd en Saint-Tropez als toeristenoord. Zo is het dus begonnen. De Nederlandse filmkeuring heeft verder er ook niet veel aan kunnen doen, maar in ieder geval het woord God nog uit de titel weten te halen. We zijn 42 jaar verder. De voorzitter van het Commissariaat voor de Media, de heer H. Koetje, wil de televisieprogramma's van de commerciële en de publieke omroepen inhoudelijk gaan controleren op seks en geweld. Er moeten, zegt hij ,,zeer heldere criteria komen, waaraan de omroepen zich moeten houden, met name ten aanzien van de porno''. Het gaat daarbij, verzekert hij, om controle achteraf, want ,,controle vooraf riekt naar censuur en dat wil ik absoluut niet''. Het doet op het eerste gezicht wat denken aan een Hans Brinkers die aan de verkeerde kant van de dijk zijn vinger in het gat heeft gestoken en dan, meegesleurd in de stroom eist dat het slechte weer aan banden moet worden gelegd - achteraf natuurlijk. Intussen hebben al een paar cultuurcritici laten weten dat de heer Koetje wel kan beweren geen censuur te willen, maar dat dit 'wel degelijk naar censuur riekt'. En dat het de voorzitter van de Mediacommissie vrij staat, alle programma's af te zetten die hem niet bevallen omdat dit nog altijd een vrij land is en niet Orwells Oceanië in 1984. Het argument komt niet als een verrassing, evenmin trouwens als het plan van de heer Koetje. Het is een twee-eenheid in zo'n dialoog van de Ewige Wiederkehr, waarmee nooit het werkelijke vraagstuk wordt geraakt. Dat bestaat uit twee delen. Het eerste is dat van de keuzevrijheid. Daarin zijn gradaties, van honderd tot nul. Bij honderd kan iedereen ieder uur van de dag het programma kiezen dat zijn hart begeert; bij nul is 24 uur per dag alleen de staatszender in de lucht. Hoe staat het nu met de keuzevrijheid als men al zappend van de ene pornoscène in de volgende schietpartij terechtkomt, terwijl men naar CNN op zoek was? Niet zo goed, zal men zeggen. En in ieder geval slechter nog in Amsterdam, waar de kans dat men CNN treft, nog altijd nul is, al breekt de volgende wereldoorlog uit. Met andere woorden: de keuzevrijheid is hier zwaar beschadigd. Het gaat er niet om dat men anderen hun dosis geweld, porno, kwis, talk of desnoods kooivechten zou misgunnen, maar dat men daar zelf niet het slachtoffer van wil zijn. Misschien overdrijven we. Daarom zou het nuttig zijn eens een eenvoudig kwantitatief overzicht te maken waaruit over een periode van bijvoorbeeld vijf jaar duidelijk wordt hoeveel de totale zendtijd van alle Nederlandse stations bedraagt, wat het aandeel van bepaalde nader te omschrijven programma's daarin is, en hoe, gemeten in uren, de onderscheiden categorieën zich hebben ontwikkeld. Met een scanner en een computer moet dat niet veel werk zijn. Op de uitslag van dit onderzoek vooruitlopend, beweer ik dat de opmars van de genres die de talrijke voorgangers van de heer Koetje al hebben willen stuiten, nog altijd onweerstaanbaar is. Zo komen we tot het tweede deel van het vraagstuk. De voorzitter van de Mediacommissie en de zijnen geloven dat althans een begin van een oplossing is gegeven met strengere zelfregulering door de omroepen. Maar de kern van het probleem ligt niet bij de aanbieders. Het gaat om de vraag en om de relatief gemakkelijke manier waarop via talrijke kanalen het aanbod de vrije markt bereikt. Als de behoefte niet massaal en onverzadigbaar was, waren de aanbieders geen bedreiging voor de keuzevrijheid. De positie van de aanbieders van deze overvloed is enigszins vergelijkbaar met die van een soort dictators dat hun massa's alleen kan leiden door de maximale exponent van hun wensen te blijven. En in dit geval: zoals vroeger de filmkeuring overschat de Mediacommissie haar macht. Op zijn best zal ze de meer gespecialiseerde zendgemachtigden tot een zeer tijdelijke, bescheiden correctie weten te bewegen (als de commissie niet door het vroom gehuil van censuur! censuur! wordt overstemd). En dan nog: het complex van kanalen waarvan het aanbod zich bedient is te groot voor een mediacommissie. Een geslaagde actie volgens haar denkbeelden wordt gecompenseerd door groter toevoer via de schotel en op Internet, bijvoorbeeld, en het is zelfs niet ondenkbaar dat de verkoop van computers erdoor zou worden gestimuleerd. In een andere tijd, toen de Koude Oorlog op zijn hevigst woedde, heeft president Eisenhower gewaarschuwd tegen het militair-industrieel complex. Die uitdrukking is door hem gelanceerd. De militairen en de wapenindustrie deelden een belang in de Koude Oorlog. Op het gebied van de zeden was het een preutse tijd. Koude Oorlog en preutsheid hebben we achter de rug. Nu gaan de duizelingwekkende bedragen om in wat we entertainment noemen. Een niet gering deel daarvan wordt 'gegenereerd' door seks en geweld. Kan het zijn dat er langzamerhand een complex is ontstaan van seks, geweld en commercie, niet als een bewuste samenzwering, maar louter uit de exploitatie van de enorme, wereldwijde behoefte, door mensen die elkaar herkennen aan de manier waarop ze hun middelvinger opsteken? CENSUUR waarschuwt op het ogenblik een king size affiche op straat. Wat een flauwekul. Onder de leuze van censuur wordt de vrijheid van keuze verder in de hoek gedrongen.
H.J.A. Hofland
|
Bovenkant pagina |