C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
HJA HOFLAND
DE DRAAD
|
De volgende oppositie
Vanavond weten we het: kan het land nog rekenen op D66 als regeringspartij, of moet het treuren om, of zich verheugen op het vooruitzicht van de Democraten in de oppositie? Herinneren de kiezers van nu zich nog hoe de partij ruim dertig jaar geleden is begonnen? Of je erop stemde of niet, D'66 bleek te voorzien in een behoefte. In Nederland heerste 'het bestel' dat in de toen aanbrekende nieuwe tijd was vastgelopen. Het had een paar markante nederlagen geleden, met de Nieuw Guinea-politiek, het gezagsprobleem in Amsterdam waarvan burgemeester Van Hall het slachtoffer werd, en de behandeling van een paar vraagstukken om het koninklijk huis. Nieuwe politieke aandriften, denkbeelden pasten niet meer in de oude vormen. De PvdA kreeg Nieuw Links te verwerken, een zware brok, de VVD vond het begin van de weg om zich van liberaal-conservatief tot volkspartij te hervormen. De drie christelijke partijen moderniseerden zich tot het CDA . Maar het bestel, dat volgens de opdracht van Van Mierlo moest worden opgeblazen, bleef. Want de kern, het altijd vage CDA was niet aangetast: nog flexibel genoeg om dan weer wat naar links te zwenken, dan weer naar rechts, juist voldoende om in het centrum van de macht te blijven. Wie weet wat er gebeurd was als het CDA niet vier jaar geleden die kapitale verzameling bokken had geschoten. Maar de christen-democraten vielen aan zelfvernietiging ten prooi. In het opkomende p.model bevochten liberalen en socialisten elkaar al het grote midden, dat de christen-democraten in hun verwarring uit het oog hadden verloren. Zo is er een toestand ontstaan waarin D66 zijn kernwens kon vervullen: de genadeslag toebrengen aan het bestel van de coalities waarin de christen-democraten hun nihil obstat moesten laten horen. Paars was geboren. En nu heeft D66 de kiezers een absolute voorwaarde gesteld: geen twaalf zetels, dan geen ministers maar oppositie! Het is voor tweeërlei uitleg vatbaar. De partij is bij voorbaat de miskende, de verongelijkte. Ze roept de kiezers nu al toe: met die elf zetels hebben jullie mij versmaad! Goed! Zoek dan zelf maar uit hoe je het zonder ons opknapt! Als het mis loopt zal dat onze schuld niet zijn! Het klinkt te kinderachtig om waar te kunnen zijn, maar misschien maakt het hier en daar wel zo'n indruk. Dan heeft D66 een propagandistische fout gemaakt. Misschien nemen de Democraten dat op de koop toe. We moeten het anders uitleggen, als een bewijs van trouw aan zichzelf: wij zijn duidelijk, de kiezers weten waar ze met ons aan toe zijn. Geen twaalf zetels, geen ministers maar oppositie. Het is nobel, maar of het verstandige politiek is? De vraag ligt voor de hand, welke unieke inhoud zo'n oppositie zou krijgen, tegen een kabinet dat als een soort Paars- II onder liberaal-socialistische auspiciën waarschijnlijk in grote lijnen de continuïteit van de afgelopen vier jaar zou bewaren. Dat hebben Bolkestein en Kok in hun campagnes beloofd. Zal dan D66 telkens per gelegenheid, ad hoc oppositie voeren, volgens het partijbeginsel van de doelmatigheid? Dat zou zo slecht nog niet zijn, en afgezien daarvan: er is geen andere mogelijkheid. Een courante theorie wil dat door het succes van Paars D66 zich binnen een groter kader overbodig heeft gemaakt. Het bestel is weliswaar niet opgeblazen, maar afgestorven. De markante programmapunten die de partij overblijven - de gekozen burgemeester, het referendum - horen bij de relikwieën van de jaren zestig. Misschien is het anders dan deze theorie het beschrijft. D66 heeft, terwijl het zijn steentje bijdroeg tot de verdwijning van het oude bestel, meegewerkt aan het ontstaan van een nieuw bestel dat we bij gebrek aan beter het 'poldermodel' noemen. Daarin hebben de drie partijen van het kabinet met succes de Nederlandse economie laten meedelen in de conjunctuur van de wereldeconomie, zonder de grondslagen van de verzorgingsstaat prijs te geven. In Frankrijk en Duitsland zijn ze er jaloers op. Maar de Nederlandse oplossing met de Nederlandse naam heeft intussen een zelfgenoegzaamheid gewekt die iedere macht eigen is. Een aanstekelijke zelfgenoegzaamheid bovendien. Voor alles van Nederlands fabrikaat dat enig succes heeft, wordt het woord polder gezet. Het p.model begint een nimbus van deugdzaamheid, voorbeeldigheid te krijgen die aan oude tijden doet denken. Zelfs het lijsttrekkersdebat van gisteravond, interessant en soms vinnig, had iets van de intieme vrolijkheid, het vertrouwde onder elkaar zijn, dat over het algemeen de avonden in theater Carré eigen is. Was er niet meer te bespreken dan de politie die versterkt moet worden, inkomensverschillen, de opties die tot verrijking leiden waarvan iedereen tot algemeen applaus schande sprak? Was er niet meer te waarderen dan de persoonlijke performance van de lijsttrekkers? (Om die per item te analyseren, uit wetenschappelijk gekozen samples zodat het volk al een paar minuten na afloop kon weten wie er helemaal en half gewonnen had en voor driekwart verloren?) Nee, op zo'n avond waarschijnlijk niet. Vertegenwoordigers van een politiek bestel kunnen over veel van mening verschillen, maar niet over het bestel waarvan ze deel uitmaken. Hun relatieve verdienstelijkheid wordt dan gemeten in hun score. Had Paul Rosenmöller een stropdas aangetrokken, dan had hij misschien nog beter tegen Wim Kok gescoord. Tegen wat zou er in dit nieuwe bestel nog werkelijk oppositie moeten worden gevoerd als het niet de fundamentele oppositie van Rosenmöller en Marijnissen is, de oppositie van het 'omturnen' zoals Joop den Uyl het noemde? Dat zou dan in de komende vier jaar moeten blijken. Het zou, in de traditie van D66, de niet aflatende vraag kunnen zijn naar wat de 'mondige burger' aan mondigheid rest tegenover de oppermacht van de lijsttrekkers in hun partijen, de gehoorzaamheid der Kamerfracties, de ongrijpbaarheid van de departementale bureaucratie, de invloed van de megafusies op prijzen en lonen, de werking van de vrije markt op de media. Je hoeft niet meteen met 'Brussel' te komen aandragen om je af te vragen of er iets aan de moderne mondigheid zou kunnen mankeren. Zijn de kiezers vandaag niet zo genereus om D66 zijn twaalf zetels te geven, dan kan er nog een mooie toekomst aanbreken: voor een bijterige oppositiepartij van deskundigen die in behoorlijk Nederlands, niet in de consensustaal van het nieuwe bestel, uit hun woorden kunnen komen. Een mooie toekomst, heel anders dan die van het zieke vadertje van Paars dat de partij nu van zichzelf heeft gemaakt.
H.J.A. Hofland
Gelegenheidsfascisme |
Bovenkant pagina |