|
|
HJA HOFLAND
|
12 juli 2000 De ongelijkheid van morgen
H.J.A. Hofland
Vorige week heb ik hier iets geschreven over de 'functionele geletterdheid', dat is 'het beheersen van basisvaardigheden op het gebied van taal en rekenen die nodig zijn om in het dagelijks leven te functioneren'. Tien procent van het volk bevindt zich op Niveau 1. Dat wil zeggen: enige honderdduizenden zijn hoogstens in staat, 'zeer eenvoudige opdrachten uit te voeren, simpele teksten te begrijpen'. Nederland slaat daarmee nog niet eens zo'n slecht figuur. In Engeland en Amerika is het 20 tot 25 procent. Dat is hier geen verontschuldiging, omdat Nederland zich graag op zijn alzijdige voorbeeldigheid laat voorstaan, en omdat een land met een grotere bevolking zich verhoudingsgewijs meer analfabeten kan veroorloven, hoe slecht dat voor laatstgenoemden ook is. Intussen woedt de crisis in het onderwijs voort. We zijn op dit gebied al aan veel krankzinnigheid gewend geraakt, zodat de absurditeit van dit nieuws niet meer zo sterk opvalt. Maar toch. Staatssecretaris Adelmund wil de vierdaagse schoolweek verbieden. Daar heeft ze volgens mij groot gelijk in. Ze denkt daar een wet voor nodig te hebben. Op het ogenblik zijn de leerlingen van de basisscholen (waar de functionele geletterdheid, het taal en rekenen,wordt geleerd) verplicht van maandag tot en met vrijdag ten minste drie uur naar school te gaan. Gedwongen door het hoge ziekteverzuim onder de leerkrachten, zijn er scholen die daar iets anders op hebben gevonden: hetzelfde aantal lesuren maar dan verdeeld over vier dagen. Er zijn ook ouders die dat, om op zichzelf verklaarbare redenen, liever willen. Het is bijvoorbeeld niet in orde als beiden buitenhuis aan het werk zijn, en hun kind wordt onverwacht weer eens naar huis gestuurd omdat de docent ziek is. Zo is er nog veel meer begrijpelijks. Maar iedereen die schoolkind is geweest, zelf schoolgaande kinderen heeft of zich die tijd herinnert, weet dat een vierdaagse schoolweek niet goed is voor het onderwijs. Het tegendeel moet nog bewezen worden. Over de manier waarop het modernste onderwijs is ingericht heb ik, na alle veranderingen van de laatste tientallen jaren, geen oordeel. Wel ken ik de lange litanie over de resultaten. Die is zo vaak afgedraaid, dat herhaling alleen verdere gewenning zou veroorzaken. Al sinds 1990 tien procent op Niveau 1, met nu misschien een vierdaagse schoolweek in het vooruitzicht, volstaat als samenvatting. Het gaat om de oorzaken en de manier waarop die moeten worden bestreden. Het probleem is niet het personeelstekort maar de oorzaak van dat personeelstekort. Leerkrachten in het basisonderwijs verdienen, volgens een ingewikkeld systeem van schalen ongeveer tussen de 4100 en 8700 gulden (het directeurssalaris) vóór de belastingen. Het geven van onderwijs is op zichzelf zwaar werk dat engelengeduld en toewijding vraagt. Dat is altijd zo geweest. Door allerlei omstandigheden is het steeds zwaarder geworden. Minder mensen voelen zich geroepen in het onderwijs te gaan. Het gaat hier nu niet om de vraag, of de beloning op zichzelf hoog of laag is, maar om de verhoudingen. Leerkrachten van het basisonderwijs leggen, samen met de ouders, de grondslag voor de continuïteit van onze beschaving; niet minder. Van hun prestaties profiteren op den duur alle anderen. Goed lager onderwijs is de eerste, de fundamentele investering tot het behoud van deze continuïteit. Het probleem van het onderwijs is, dat degenen die er hun beroep van maken, laag genoteerd staan op de koerslijst van de arbeid. Er is, objectief bekeken, een absurde wanverhouding tussen hun maatschappelijke waarde en hun publieke waardering. Daarvoor hoeven we niet eens een vergelijking te maken tussen hun beloning en de onsmakelijke kapitalen waarmee grote sportlui, popzangers en de hogere bestuurders van het bedrijfsleven worden beloond. Daarvan kan niemand in het bijzonder worden beschuldigd. De toestand waarin onze beschaving zich op het ogenblik bevindt, maakt het blijkbaar onvermijdelijk. Scholen maken geen meetbare winst. Het onderwijs, van basis tot universitair, staat niet op de beurs genoteerd. Docenten komen niet in aanmerking voor optieregelingen. Evenmin worden de prestaties van de opvoeding op school aan een kosten-batenanalyse onderworpen, zoals met grote projecten als de Betuwelijn of Schiphol wordt gedaan. Pas veel later wordt de winst- en verliesrekening gepresenteerd. Door de verwaarlozing van het onderwijs worden nu de kansen van de volgende generatie beperkt. De grenzen van onze nieuwe klassenmaatschappij in aanbouw worden verscherpt. Het is niet zichtbaar, het levert geen 'schokkende beelden' voor de televisie. Op z'n hoogst komt er weer eens een ludiek protest op het Binnenhof. Maar nergens is de tegenstelling tussen theorie en praktijk scherper dan op school. Met vertoon van vroomheid belijden we ons geloof in fundamentele gelijkheid, gelijke kansen en mondig burgerschap. Over een jaar of twintig zullen de kinderen van nu, gestaafd door de praktijk van dan, er anders over denken.
H.J.A. Hofland
|
Bovenkant pagina |
|