|
|
HJA HOFLAND
|
5 juli 2000 Het proletariaat van niveau 1
H.J.A. Hofland
Zo bevat dit rapport nog meer gegevens die te denken geven. Maar hoewel althans de samenvatting die ik heb gelezen, niet refereert aan vorige onderzoeken, kan het ook worden beschouwd als een markant punt in een grote lijn. Vier jaar geleden kon op het gebied van de geletterdheid een miljoen Nederlanders als meer of minder 'problematisch' worden beschouwd. Toen woonden hier 15,5 miljoen mensen. Intussen zijn er tegen de 500.000 bijgekomen. Als we dan nog steeds niet meer dan een miljoen mensen van niveau 1 hebben, zou je zeggen dat we vooruitgaan. Maar zo is het niet. In 1996 stond de informatiemaatschappij al niet meer in de kinderschoenen, maar vergeleken bij wat ze het afgelopen jaar geworden is, had ze bij wijze van spreken de eenvoud van een dorp. Intussen ontsnapt geen mens die ook maar op middelbaar niveau, zonder overmatige eerzucht zijn brood wil verdienen, nog aan toetsenbord en beeldscherm. Ingewikkelder programma's stellen hogere eisen aan het abstracte denken. Engels is de voertaal van het wereldwijde web en de gemondialiseerde economie. De ontwikkeling van de informatiemaatschappij vergt van de middenmoot in het bedrijfsleven, de wetenschap, de instituten van de communicatie steeds meer vaardigheden en hogere prestaties. Daar begint het altijd: bij het gemiddelde. Is dat hoog, dan komen daaruit als vanzelf de toppen tevoorschijn. Is het laag, dan ondervinden de laagsten de nadelen. Uit het OESO-onderzoek kan men afleiden dat er onder de hoogsten veel zijn die beneden hun niveau werken. Dat is geen goed teken. Het ongeluk wil dat Nederlanders in het algemeen de neiging hebben hun eigen prestaties snel en soms bij voorbaat als zeer hoog te kwalificeren. We hoeven niet meteen naar het voetbal te verwijzen om ons daarvan te overtuigen. De afgelopen jaren hebben we ons 'poldermodel' geprezen alsof het de laatste economische wijsheid van de Westerse beschaving was. Vorig jaar werd in politiek Den Haag al gerept van 'de nieuwe Gouden Eeuw' die daagde, of al was aangebroken. En het valt niet tegen te spreken: ondanks alles wat het onderspit delft, stagneert of verongelukt, gaat het opmerkelijk goed. Het gaat zelfs zo goed dat er een arbeidsmarkt ontstaat voor de 'Problematischen' die ervaren dat je je ook met een minieme kennis van lezen, schrijven en rekenen economisch toch aardig kunt handhaven, en in je vrije tijd uitstekend aan je trekken komt met bezigheden waarvoor je evenmin hoeft te kunnen lezen of tot tien te tellen. Met andere woorden, in de maatschappij van de voorspoed ontstaat een ruimte voor relatief welgestelden die geen prikkel meer voelen om hun niveau 1 te verlaten. In intellectuele kringen wordt steen en been geklaagd over de verminderende maatschappelijke betrokkenheid, leegloop van de partijen, onverschilligheid voor de verkiezingen. Vergeefs probeert men middelen te verzinnen om 'de burger dichter bij de politiek te betrekken'. Wil iemand zich bij de politiek laten betrekken, dan moet hij eerst een probleem kunnen herkennen, en daarvoor is het vaak noodzakelijk dat hij goed kan lezen en schrijven, verder een zekere oefening heeft in het denken, en het idee dat met zijn betrokkenheid, door zijn stem er iets aan kan worden verholpen. Dit alles begint met goed onderwijs. Als Nederland vier jaar geleden tegen het miljoen mensen van niveau 1 telde, en nu zijn het er ongeveer evenveel, dan wijst dat erop dat we hier, met onze groeiende economie en welvaart, een nieuw soort proletariaat ontwikkelen, niet het ouderwetse van de armoede, maar dat van niveau 1. Het is niet onwaarschijnlijk dat zo'n proletariaat zichzelf zal continueren. Kinderen van geletterde ouders hebben een voorsprong; dat is een bekende wijsheid. Sinds een jaar of tien geleden Postbus 51 met zijn campagne tegen het analfabetisme begon, is er niet veel veranderd. Dat valt uit de twee hierboven geciteerde onderzoeken op te maken. Binnen ons fameuze poldermodel laten we al een jaar of tien toe dat zich een nieuwe klassenmaatschappij ontwikkelt, met het begin van een erfelijk proletariaat. Op grond van de voorbeeldigheid die we ons zelf toeschrijven, zou je verwachten dat we het in deze geweldige meevallerseconomie anders zouden doen. Verontschuldigingen maken tegenover onze analfabeten, misschien is dat een idee.
H.J.A. Hofland
|
Bovenkant pagina |
|