N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

HJA HOFLAND
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
LEO PRICK

14 juni 2000

Duw- en trekwerk

H.J.A. Hofland
'Weet u dat onze Koninklijke Marine niet veel kleiner is dan de zeemacht van het Verenigd Koninkrijk?', vroeg de heer J.M.A.H. Luns me eens. Hij was toen al secretaris-generaal van de NAVO. Ik was bij hem op bezoek om hem het een en ander te vragen over onze buitenlandse politiek. Hij was een goed gastheer, en vooral onderhoudend. Over de rol van Nederland op het wereldtoneel was hij niet bescheiden. Wij zijn geen klein land, maar een middelgrote mogendheid, vond hij. Belangrijker zelfs dan 'de grootste onder de kleinen', zoals het later is gaan heten. Daarom moesten we dienovereenkomstig onze partij meeblazen. Toen puntje bij paaltje kwam, in de kwestie Nieuw Guinea, is dat niet goed gelukt. Dat de Papoea's nu hun onafhankelijkheid eisen, is geen bewijs voor het gelijk van Luns (en heel veel anderen), een jaar of veertig geleden.

Het imago dat Luns van Nederland propageerde leeft voort, niet alleen in het voetbal en de economie (waar we soms recht van spreken hebben maar ook wel eens minder dan we denken, gezien de recente lotgevallen van de KLM). En in ieder geval zijn er redenen om dit beeld van Nederland als middelbare mogendheid te herzien als het aankomt op een nieuwe vorm van buitenlandse politiek die in collectief internationaal verband wordt ondernomen: die van de humanitaire interventies. De treurige gang van zaken die geleid heeft tot Srebrenica is zes jaar na de tragedie voor het grootste deel opgehelderd. Vervolgens heeft Nederland aan de oorlog om Kosovo meegedaan met een bijgedrage zoals die van een kleine onder de middelgrote mogendheden mag worden verwacht. Vorige maand heeft de Tweede Kamer het verloop geëvalueerd en is tot de vage conclusie gekomen dat de strijdkrachten een verhoudingsgewijs groot aandeel in de oorlog hebben gehad, terwijl Den Haag weinig tot niets te vertellen had.

In dit geval was het voor Nederland minder ernstig. Onze jongens zijn niet in het gedrang gekomen. De belangrijkste besluiten werden in Washington genomen, ook als er bij de echte grote mogendheden anders over werd gedacht. Premier Blair en generaal Clark wilden een grondoorlog, maar president Clinton kon met een verkiezingsjaar in het vooruitzicht geen gesneuvelde Amerikanen gebruiken, en hij kon wat dat aanging rekenen op de Italianen en Duitsers, die om andere redenen van binnenlandse politiek tegen waren. Dus werd Milosevic tot 'submissiveness' gebombardeerd. Na gedane arbeid kreeg Clark een andere betrekking.

De vrijwel overal in Europese kringen gedeelde conclusie is dat Kosovo weer heeft aangetoond hoe sterk in militair opzicht Europa van de Amerikanen afhankelijk is, en dat het dus de hoogste tijd voor een eigen Europese strijdmacht wordt. De eerste vraag is waar en onder welke volkenrechtelijke voorwaarden zo'n Europese strijdmacht zou moeten optreden. In een conflict tussen Rusland en de Baltische landen? Dat zou onmiddellijk ook een Amerikaanse zaak zijn. Of nog eens in de Balkan misschien? In dat geval zullen de meningsverschillen tussen de groten zich waarschijnlijk opnieuw openbaren, waardoor Den Haag misschien aan de kant van de Fransen, de Duitsers of de Britten een zekere politieke rol zou kunnen spelen. Voor het Instituut Clingendael interessant om vast een paar scenario's te ontwerpen. Telkens zal het er ook om gaan te verhoeden dat zo'n alliantie in de oorlog keuzes maakt die Nederland niet wil. Ik denk dat met een Europese strijdmacht onder welk Europees opperbevel dan ook voor ons, als kleine middelgrote mogendheid of de grootste onder de kleine, het vraagstuk niet zou worden opgelost maar verschoven.

De slotsom van het Kamerdebat over Kosovo is vaag. Minister Van Aartsen ontkende dat Nederland te weinig invloed heeft gehad op de opzet en het verloop van de operaties. Maar in twee gevallen waren we buiten het overleg binnen de contactgroep gehouden: bij de keuze van de doelen voor de luchtaanvallen en toen er werd overlegd over de inzet van grondtroepen. Kleinigheden? Waren dat niet de punten waar alles om draaide nadat de oorlog eenmaal was begonnen en maar niet op wilde houden? Over de grondtroepen is inmiddels zoveel ten beste gegeven dat ieder woord te veel is. Maar over de keuze van de doelen voor de bommen is het laatste woord niet gezegd. Het vorig jaar heeft een internationale organisatie van juristen daarover een klacht ingediend bij het Joegoslavië-tribunaal. Die werd niet ontvankelijk verklaard. Nu heeft Amnesty International de NAVO veroordeeld wegens het bombardement op een Servisch televisiestation, 'een weloverwogen aanval op een burgerdoel en als zodanig een oorlogsmisdaad'.

Het vorig jaar, in de laatste week van de steeds verbitterder wordende bombardementen, heb ik in deze krant de vraag gesteld of de politiek verantwoordelijken in Nederland misschien moesten overwegen of daar niet de grens tussen oorlog en misdaad was overschreden. Dat was in het bijzonder naar aanleiding van de aanval op een chemische industrie in Pancevo. Mijn vraag was ingegeven door de omvangrijke zorg waarmee wij hier de slachtoffers van dergelijke, door toeval veroorzaakte ongelukken - zoals in de Bijlmer - omringen. De NAVO heeft de beschuldiging van Amnesty verontwaardigd afgewezen. Twijfel blijft bestaan.

Hoe voorbeeldig de meeste bommen ook in de bedoelde schoorstenen terechtkomen, in een oorlog is collateral damage nog altijd niet te vermijden. Op zijn minst zou Nederland, met zijn buitenlandse politiek die van humanitaire motieven doordrenkt is, de volgende keer een duidelijke zeggenschap in de keuze van de doelen willen hebben - of niet meedoen. De heer Melkert gaf in het debat te kennen dat misschien met beter 'duw- en trekwerk' meer bereikt zou kunnen worden. Nog beter dan bij Srebrenica en nog meer dan bij Kosovo toen onze F16's al zoveel recht van spreken leken te geven?

Ik ben bang dat het opnieuw een illusie is van een land dat zich onder oorlogsomstandigheden een middelgrote mogendheid waant. We blijven trouw aan onze traditie: legalistisch, humanitair en onszelf overschattend. In dit opzicht is minister Van Aartsen, veerig jaar later, geen slechte opvolger van minister Luns.

H.J.A. Hofland

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad