C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
HJA HOFLAND
DE DRAAD
|
24 mei 2000 Kanttekeningen uit de verte
H.J.A. Hofland
Iedere grote ramp is ook een politiek feit waaraan om te beginnen consequenties worden verbonden, en die op langere termijn vragen en voorstellen tot een oplossing binnen een groter verband veroorzaakt. Wat het eerste aangaat, is het probleem betrekkelijk eenvoudig. Wie toestaat dat een fabriek van explosieven met opslagplaats ook maar in de buurt van een woonwijk wordt gevestigd, is niet goed bij zijn hoofd. Bij Muiden was voor de oorlog een kruitfabriek gevestigd, die na een paar keer te zijn ontploft, voorgoed is opgeheven. De wet van de kruitfabriek luidt dat hij eens zal ontploffen. Dit geeft aan hoe de veiligheid moet worden geregeld. Soms is een relatief kleine ramp voldoende om een politieke wending binnen groter verband te bewerkstelligen. Het ongeluk met de kerncentrale op Three Mile Island bij Harrisburg heeft eerst wereldwijd tot meer veiligheidsmaatregelen geleid, en op langere termijn het einde van de atoomenergie in dit stadium van de techniek ingeluid. Kalkar gesloten. De centrale wordt nu teken des tijds? tot een complex voor de megapret verbouwd. In hun essay 'Regeren is achteruitzien' (de Volkskrant, 20 mei) plaatsen Pieter Hilhorst en Hans Wansink de Enschedese ramp in de poltieke context van de 'risicomaatschappij'. Als uitgangspunt gebruiken ze daarbij de stelling van de Duitse socioloog Ulrich Beck, dat in een maatschappij die gekenmerkt wordt door een veelzijdige en ingewikkelde manipulatie van de omgeving 'rampen onvermijdelijke bijproducten zijn' en geen uitzonderingen, zoals de gezagsdragers ons vertellen. Als de volgende ramp zich heeft voltrokken, stelt bijgevolg de misleide burgerij de overheid in gebreke. Dat moet anders. Beck volgend schrijven Hilhorst en Wansink: 'De klassieke, modernistische politiek gaat uit van een ideologie waaruit een programma wordt gedestilleerd. Dit programma leidt vervolgens tot plannen die van bovenaf aan de maatschappij worden opgedrongen. In de reflexieve politiek (die Beck voorstaat) is het proces van beleid maken en beleid uitvoeren als het ware vloeibaar gemaakt. Alle betrokkenen kunnen aan het proces meedoen, door te agenderen, te informeren, te handelen en, vooral, te leren van gemaakte fouten.'Hoe moet dat in zijn werk gaan? Hilhorst en Wansink zien perspectieven. 'De burger is zelf politicus geworden. Hij is goed opgeleid, beschikt over alle mogelijke manieren om zich te informeren en actie te ondernemen. Hij is moreel verantwoordelijk voor zijn gedrag dat maatschappelijke consequenties heeft voor de leefbaarheid en de rechtvaardigheid van de wereld.' Als hij dat wil, vat ik het samen, is hij de volwaardige politieke tegenpartij van de overheid. De vraag is alleen welke vorm van macht hij dan aan zijn inzichten moet geven. Hoe moet hij praktisch opereren, naast de politieke partijen, de gemeenteraden, het parlement en, misschien, de bestaande pressiegroepen? En het belangrijkste: wil hij werkelijk wat hij zegt te willen? De afgelopen halve eeuw is 'de burger' geleidelijk van een georganiseerd politiek wezen, via de fameuze 'individualisering' tot hyperindividu geworden. We hebben de inspraak, de actiegroepen, de brede maatschappelijke discussies en de kritische media. De actieve belangstelling voor al deze gereedschappen van de macht is, om het zacht te zeggen, niet fanatiek. Onze grote maatschappelijke problemen de ruimtelijke ordening, het 'zinloos geweld', de duizend verkeersdoden per jaar, de uitbreiding van Schiphol, om er een paar te noemen worden in de structuur van onze consensus in een proces van jaren, ondoorzichtig en ondoordringbaar voor de burger opgelost, of niet. En als er een ramp gebeurt, volgt een publiek bezweren van het leed in stille tochten, enz. die geen enkele politieke consequentie hebben. Het staat als een paal boven water dat in deze ruimschoots gedepolitiseerde maatschappij risico's zijn ingebouwd. Sommige verdwijnen, andere op de koop toe genomen. Dat heeft de grote meerderheid van de burgerij zo gewild. Het is niet uitsluitend door 'de' politiek, maar ook door een ongrijpbaar complex op de vrije markt bepaald. Airbus wil Boeing concurrentie aandoen met een vliegtuig voor duizend passagiers. Slaagt het, dan worden straks per seizoen tweemaal zoveel toeristen vervoerd om bij wijze van spreken in hun vakantieoord tweemaal zoveel gras plat te trappen en er tweemaal zoveel bierblikjes op te gooien. Stort een toestel neer, dan is de overheid de schuldige en de burgers lopen gedompeld in het rouwproces hun stille optocht. Vorig jaar hield de skatersvereniging Amsterdam de jaarlijkse tocht, dit keer door de IJ-tunnel. De rolschaatsende honderden bereikten het hellend vlak, velen vielen en raakten gewond. Een woordvoerder riep uit: 'Ze hebben ons de dood in gejaagd!' Ze? Werd daar niet uit vrije wil door moderne mondige burgers gerolschaatst? Het is meegevallen. Achteraf bezien is het een symbolische gebeurtenis: de elegant schaatsende hyperindividuen die in hun onwetendheid verrast worden door een helling en daarvoor de naamloze 'ze' aansprakelijk stellen. De risicomaatschappij toont ons van tijd tot tijd haar zwarte kant, op zijn slechtst in de vorm van een ramp. Willen de hyperindividuen hun bijdrage leveren tot vermindering van het gevaar, dan moeten ze weer 'mondiger' worden, dat wil zeggen terugkeren tot de politiek, bij wijze van spreken minder rolschaatsen.
H.J.A. Hofland
|
Bovenkant pagina |