C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

HJA HOFLAND
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
LEO PRICK

26 januari 2000

Smart package


Het is een vorm van taai ongerief. Twee generaties geleden kwam aan de uitzonderlijke betrekkingen tussen Indonesië en Nederland met de overdracht van West-Irian het formele einde. Het bevriende buitenland moest zware druk uitoefenen voor het zo ver was, en toen ging het nog niet direct maar via de Verenigde Naties, in 1963. Sindsdien zijn ettelijke pogingen ondernomen om de verhouding te 'normaliseren', zodat beide landen elkaar als gewoon buitenland konden zien. Het wil nog altijd niet goed lukken. Eén oorzaak daarvan - niet gewild door de direct betrokkenen - wordt gevormd door de Zuid-Molukkers. Zij zijn het slachtoffer van oude beloften, die Nederland niet kon verwezenlijken. Geen macht ter wereld was toen in staat hun ideaal van de Republiek der Zuid-Molukken tot werkelijkheid te maken, en nu nog niet. Misschien wordt dat later anders. In ieder geval zal daarover lang moeten worden onderhandeld. Intussen is het Zuid-Molukse vraagstuk, door wiens schuld dan ook, een belasting voor de Indonesisch-Nederlandse verhoudingen.

De Zuid-Molukkers in Nederland vormen een groep waarmee ieder Nederlands kabinet in de verhouding met Jakarta rekening moet houden. Maar hoe? In de jaren van de dekolonisering heeft Nederland geprobeerd voor Indonesië een deelstatenstructuur te ontwerpen. Door de strijders voor de onafhankelijkheid werd dit gezien als een poging om de nieuwe staat bij voorbaat te balkaniseren. Dit gevaar heeft sindsdien het eilandenrijk voortdurend bedreigd. Iedere afscheidingsbeweging stuit nog altijd op dit koloniale trauma (afgezien van de staatkundige overwegingen in Jakarta om de eenheidsstaat te handhaven). Wordt in de Nederlandse buitenlandse politiek ook maar de verre schijn gewekt dat we hier een 'vrij Ambon' willen bevorderen, dan raakt dit onmiddellijk de Indonesische achterdocht. Nog altijd denkt men daar dan dat ze het in Den Haag beter weten, niet alleen voor Ambon, maar voor de hele Republiek. Is het eenmaal zover gekomen, dan is het met wat men onder 'buitenlandse politiek' verstaat, afgelopen. Daarmee wordt voor de Zuid- Molukkers een averechts resultaat bereikt. Dat zijn de naakte feiten.

Ook als het niet over de Zuid-Molukken gaat, blijft het verleden zijn rol spelen, zoals mag blijken uit een geschiedenis vol onhandigheden die in 1995 is begonnen. Toen sloot Hollandse Signaalapparaten een contract met de Indonesische regering voor de levering van militaire radarapparatuur. In 1998 gaf het Nederlandse kabinet de exportvergunning. De levering werd vertraagd doordat minister Van Aartsen van mening was dat een ontwikkelingsland als Indonesië zijn geld beter aan nuttiger zaken kon uitgeven. In april 1999 veranderde hij van inzicht; de eerste apparatuur werd verscheept. Nadat de gevechten in Oost-Timor waren uitgebroken, kondigde de Europese Unie in september 1999 een wapenembargo af. Dat is op 17 januari geeïndigd, tegen de zin van minister Van Aartsen. Hij wilde tijdens de vergadering van de EU in Lissabon voor verlenging pleiten. Dat was bij voorbaat kansloos. Intussen had hij er bij HSA op aangedrongen, de levering te staken. Na het besluit van de EU om het embargo op te heffen, gaat de Nederlandse levering door.

Intussen had onze minister laten weten hulp te willen verlenen bij het oplossen van de crisis op Ambon. In een brief aan zijn Indonesische ambtgenoot Shihab zou hij Nederlandse politie of andere gewapende macht hebben aangeboden om de rust te helpen herstellen. Als de Indonesische regering iets niet kan gebruiken, is het de aanblik van een Nederlands uniform. De brief bleek verkeerd te zijn uitgelegd. De minister had alleen gewezen op het belang van neutrale militairen om aan het geweld een einde te maken. Zou de Indonesische regering op post uit Nederland moeten wachten om tot dit Eureka! te kunnen komen?

Toen ging de minister naar Indonesië. In een verslag van onze correspondent Dirk Vlasblom in deze krant van 19 januari lezen we dat de bewindsman het land 'een belangrijke machtsfactor' en 'één van de belangrijkste landen in de wereld' vindt. President Wahid blijkt 'scherp, geestig en heel vitaal' te zijn. Wiranto is een 'scherpzinnige generaal'. Het verslag leest alsof het de minister moeite heeft gekost om van al die verbazingen bij te komen. Wat, zou je als Indonesiër denken, had hij dan verwacht, aan te treffen? De heer Van Aartsen heeft nóg een idee. Hij zal zijn collega's in de Europese Raad voorstellen dat ze Indonesië een smart package aanbieden voor het trainen van Indonesische militairen, opdat die zich beter naar de democratische verhoudingen leren voegen.

Heeft Indonesië niet zo'n smart package voor Nederlandse ministers die in Jakarta op bezoek gaan? Ons gedeeld verleden heeft nu eenmaal tot gevolg dat allerlei opmerkingen en voorstellen, zelfs met de beste bedoelingen gedaan, aan de andere kant van de wereld worden uitgelegd als blijken van Hollandse hardleersheid, en de verborgen wens om toch weer de schoolmeestersneus in andermans zaken te steken.

In de kwestie van geen of wel een wapenembargo heeft de heer Van Aartsen zich gedragen als een Karin Adelmund van Buitenlandse Zaken. Had hij dat, zoals in de buitenlandse politiek dikwijls noodzakelijk is, met diplomatieke discretie behandeld, dan was het nog wel zig-zag geweest, maar geen partij was publiekelijk in haar prestige aangetast. Jammer genoeg is het een eigenschap van deze minister dat hij tamelijk luidruchtig is. Fouten maakt iedereen. Met zoveel aplomb dezelfde fouten maken, dat zie je niet zo vaak. En afgezien daarvan: na twee generaties hebben we hier nog niet goed geleerd dat Indonesië, onverkort, buitenland is.

H.J.A. Hofland

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)