C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

J. L. HELDRING
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
LEO PRICK


Reacties en opmerkingen naar: dezerdagen@nrc.nl



3 maart 2000

Niet Oostenrijk, maar Duitsland?


Waarom behoort juist Frankrijk tot de Europese landen die de spits afbijten in de actie tegen Oostenrijk? President Chirac heeft in zijn vraaggesprek met Marc Chavannes in Z van 26 februari, als antwoord op die vraag, vooral het argument gebezigd dat Haider waarden als "humanisme, tolerantie en het respecteren van de rechten van een ieder" in gevaar bracht.

We hoeven de oprechtheid van deze verklaring geen ogenblik in twijfel te trekken om toch te kunnen vaststellen dat zij meer past in het vocabularium van een socialist als minister-president Jospin dan in dat van een voorman van het gaullisme, dat immers eerder met Realpolitik geassocieerd wordt.

Sceptici zijn er dan ook vlug bij geweest om te beweren dat Chiracs eigenlijke motief is geweest geen precedenten te dulden waarop partijgenoten van hem zich zouden kunnen beroepen die zich wel eens ontvankelijk hebben getoond voor allianties met het Front National. Maar dit argument is niet zo geloofwaardig meer sinds Le Pens partij uiteengevallen is.

In de Weense Kronenzeitung was een ander argument te vinden: "Parijs is en blijft vol wantrouwen: Frankrijk slaat het 'fascisme in Oostenrijk' en bedoelt het 'Duitse gevaar'. Daarom wordt in Frankrijk de solidariteit van Beieren en delen van de CDU met Oostenrijk erg verdacht gevonden."

Nu is de Kronenzeitung wel een van de populairste, maar misschien niet een van de meest gezaghebbende kranten van Oostenrijk. Ik zou aan deze analyse dan ook geen aandacht hebben geschonken als ik niet in een vraaggesprek dat de Frankfurter Allgemeine met de Franse socioloog Emmanuel Todd had, een soortgelijke redenering had aangetroffen.

"Tien jaar na de (Duitse) hereniging is met Haider de 'Duitse kwestie' weer actueel. Zij is weer open." Jammer genoeg vraagt Todds gesprekspartner hem niet deze stelling te preciseren, maar uit het gesprek valt wel een rode draad te reconstrueren die op die stelling uitloopt.

Todd meent dat de midden-rechtse partij die de CDU is, in korte tijd twee schokken te absorberen heeft gekregen. De eerste is de hereniging, die Duitsland weer in meerderheid protestants heeft gemaakt, en de Duitse protestanten zijn, volgens Todd, altijd gevoeliger geweest voor nationalisme dan de katholieken. Het zijn vooral de laatsten die Duitsland deel van Europa hebben gemaakt.

De tweede schrik is de crisis in de CDU. Die maakt het denkbaar dat er, rechts van die partij, een nieuwe partij ontstaat die zich van Europa afwendt en Duits-nationale doeleinden nastreeft. Todd is er niet gerust op dat Haiders voorbeeld niet inspirerend op zo'n ontwikkeling zou kunnen werken. "Het is te vrezen dat de Oostenrijkers de Duitsers zeggen dat er geen verleden meer is en alles weer mag."

Wat er van deze analyse juist mag zijn - het is niet ondenkbaar dat zij in Franse regeringskringen wordt gedeeld. Per slot van rekening is Duitsland nog altijd Frankrijks obsessie. "Voor de Fransen is eerst en vooral Duitsland van belang", zegt de historicus prof. H.L. Wesseling in een vraaggesprek met het Reformatorisch Dagblad (26 februari). De vrees dat het aan de Europese greep zal ontsnappen is bij de Fransen nog altijd levend - veel meer dan bij de Nederlanders.

Als deze vrees het eigenlijke motief is achter Frankrijks rol als spitsspeler in de actie tegen Oostenrijk, dan is dit veel meer conform de gaullistische traditie dan de zorg om een 'fascistisch gevaar' in een klein Europees land dat is. Het is in elk geval een geloofwaardiger motief dan de redenen die meestal ervoor opgegeven worden.

Toch vallen er nog twee dingen over te zeggen. In de eerste plaats heeft de uitslag van de verkiezingen in Sleeswijk-Holstein aangetoond dat voor die vrees vooralsnog weinig reden is. De CDU heeft zich, ondanks de crisis waarin zij zich bevindt, redelijk goed gehandhaafd. Er is geen groot gat ontstaan dat partijen la Haider hebben gevuld. Daarbij was de opkomst behoorlijk. Kortom, van afkeer jegens de politiek is weinig gebleken. Het politieke stelsel is stabiel gebleven.

In de tweede plaats: als vrees dat Duitsland besmet zou worden door het Oostenrijkse voorbeeld, het werkelijke motief van de Franse politiek ten aanzien van dat land is, dan verdient de methode waarmee gepoogd wordt dat voorbeeld de kop in te drukken, daarmee nog niet de schoonheidsprijs.

Naschrift. - Prof. S. Stuurman, die de conceptie van een Europe des patries aan De Gaulle toeschreef (19 februari) - een toeschrijving die ik bestreed (22 februari) - stelt in zijn weerwoord (28 februari) dat De Gaulle "de nationale identiteit van de staat (mijn cursivering - J.L.H.) als zijn essentie beschouwt". Inderdaad, en daarom ontkende De Gaulle nadrukkelijk (in zijn persconferentie van 15 mei 1962 en in een interview op 14 december 1965) dat hij ooit gesproken had van een Europe des patries. Prof. Stuurman mag dan wel "vaderlanden en staten aan elkaar koppel"(en), De Gaulle deed dat niet in zijn oppositie tegen de conceptie van het supranationale Europa, waarin immers de vaderlanden zouden blijven bestaan, maar de staten verdwijnen.

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)