ELSBETH ETTY
Eerder verschenen columns
DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
|
25 september 1999
Heel oude mensen
Mijn oma woonde, niet
uitzonderlijk voor oude 'Indische' dames, in Den Haag, aan het Louis
Couperusplein. Als middelbare scholier fietste ik vaak door die buurt.
Soms fantaseerde ik dan over de tijd van Couperus en voelde me een
personage in een van zijn Haagse romans. Op de Mauritskade zag ik de
oude Takma die juist de hoge brug op kwam lopen, steunend op zijn
ivoorknoppige stok. Ik fietste een stukje met hem mee op zijn dagelijkse
gang naar het Nassauplein, waar de oude mevrouw Dercksz - iemand als
mijn oma, stelde ik me voor - op hem wachtte. De oude mensen deelden
een gruwelijk Indisch geheim van liefde en schuld.
Even verderop, aan het Korte Voorhout, speelt nu, ter gelegenheid van de
heropening van de Koninklijke Schouwburg, Oude mensen, naar de
roman van Couperus. Opnieuw, net als vroeger, waande ik me tijdens de
voorstelling terug in de tijd. Om precies te zijn in 1899, want in dat
jaar situeert bewerker Willem Jan Otten het toneelstuk. Zijn tekst
waarin een echo van Couperus doorklinkt, de kostuums, de Haagse
schouwburgsfeer die door de modernisering niet is verdreven: alles
werkte mee om het 1899 te laten lijken. Ieder moment kon het koetsje
met Eline Vere voorrijden en door de afroeper worden aangekondigd. De
mannelijke verwanten van Couperus' Elines, Ottilies en Constances waren
niet zelden, als leden van de gegoede burgerij, lid van de Tweede Kamer
of minister. Tot hen heeft koningin Wilhelmina de woorden gericht die
haar kleindochter dinsdag in de aanhef van de Troonrede herhaalde. Er
waren trouwens bij de voorstelling van Oude mensen opvallend
veel Kamerleden en ministers aanwezig. In één week gingen
zij twee keer een eeuw terug. Hier houdt de parallel tussen toen en nu
even op. De Kamerdebatten in 1899 waren ongekend fel vergeleken bij de
algemene beschouwingen over de begroting 2000. Zelden heeft het
parlementaire leven in Nederland zulke principiële conflicten en
frontale botsingen van toekomstvisies gekend, als in het laatste
decennium van de vorige eeuw. Nu ging het debat over graduele
verschillen. Kinderbijslag niet vijftig, maar honderd gulden meer. Wat
extra geld voor onderwijs en zorg. Marginale aanpassing van de
aanhangige euthanasiewet. Typerend was een overzichtje per
beleidsonderdeel in Trouw. In het kolommetje van de grootste
oppositiepartij, het CDA, stond bij Milieu: 'geen wensen'. Onderwijs:
'geen wensen'. Zorg: 'geen wensen'. De linkse oppositiepartijen,
GroenLinks en SP, wensten ietsje meer of minder zus of zo ('Zalmsnip
schrappen', 'koopkracht minima met 2 pct verhogen'). Een eeuw geleden,
onder het kabinet-Pierson (1897-1901) draaide het debat om drie Grote
Kwesties. De leerplicht tot twaalf jaar werd ingevoerd ondanks heftige
tegenstand van de rechterzijde. Een katholiek Kamerlid waarschuwde dat
'de kracht der natie zal worden verlamd, de particuliere krachten
gebroken' door de leerplicht. Deze schond immers een 'heilig
natuurrecht', want 'het is een onomstotelijke waarheid, dat de kinderen
niet toebehoren aan de Staat, maar aan de ouders.'Tweede strijdpunt was
het kiesrecht. Massale betogingen ten spijt, kreeg de nog jonge SDAP de
invoering van het algemeen kiesrecht voorlopig niet voor elkaar. Zelfs
de Kleine Luyden van Abraham Kuyper zagen daarin een verwerpelijke vorm
van volkssoevereiniteit. Een derde majeure worsteling - de 'sociale
kwestie' - leidde tot de invoering van de Woningwet, de Gezondheidswet,
de Ongevallenwet en de Kinderwetten, voorzichtige maar onomkeerbare
stappen naar de sociale verzorgingsstaat.
In die jaren kreeg het partijenstelsel de overhand.
Daarvóór hadden er alleen kiesverenigingen bestaan die
niets anders deden dan per kiesdistrict een notabele naar voren
schuiven. Na de verkiezingen bemoeide niemand zich meer met de
Kamerleden, want de heren handelden zonder last of ruggenspraak. Maar
in 1899 werd het toneel beheerst door vertegenwoordigers van
volksbewegingen, voorlopers van de zuilen, die hun levensbeschouwing
als heilig ideaal verdedigden en hun plaats onder de Oranjezon met hand
en tand bevochten. Voor het eerst was er, zoals de historicus Henk te
Velde het noemt in de recente bundel Land van kleine gebaren,
sprake van een 'wederzijdse doordringing van staat en maatschappij'.
Fractievoorzitter van de PvdA Ad Melkert klaagde woensdag tijdens de
algemene beschouwingen over de huidige politieke gelatenheid. De
doordringing van staat en maatschappij is zover doorgevoerd dat de
politiek irrelevant lijkt te zijn geworden. Niet-gouvernementele
organisaties, media, universiteiten, belangengroepen leveren alle hun
bijdrage. 'Dat is een groot goed', zei Melkert, maar 'voor mij blijft
voorop staan dat de politiek de unieke functie vervult van de integrale
belangenafweging'.
Voor zover daar op nationale schaal nog ruimte voor is, maken alle
partijen nu blijkbaar in grote lijnen dezelfde 'integrale
belangenafweging', zodat ze allemaal op elkaar zijn gaan lijken en geen
enkele bevolkingsgroep zich specifiek vertegenwoordigd of in haar
belangen gediend weet. Ja, het CDA verdedigt de varkensboeren, maar wat
is verder het bestaansrecht nog van die partij? Van de PvdA is volgens
minister Jan Pronk alleen nog maar een kiesvereniging over. 'Volle
zalen, die heb je niet meer'. Hij is jaloers op GroenLinks, alsof die
wel volle zalen heeft en meer dan gradueel verschilt van de PvdA of
D66. De VVD is een gezellige bierclub. Het partijenstelsel lijkt kortom
na honderd jaar ten einde. Er zijn wel verschillen, maar geen
tegenstellingen. Daar zit ook niemand op te wachten. Volgens mij
vertoont het huidige parlement minder gelijkenis met dat van 1899 dan
met het gezapige gezelschap dat daar, nog een halve eeuw eerder, aan
vooraf ging: een sociëteit van een kleine, netwerkende bovenlaag.
Toen was het de in de gegoede burgerij verankerde elite, die een
beschaafd herengesprek voerde, nu een min of meer intellectuele,
ambtelijke en bureaucratisch georiënteerde elite. Geen
afspiegeling van het kiezersvolk, maar een beraad van 'de besten en
bekwaamsten' zoals de conservatieven tijdens Willem II bepleitten. Het
parlement als volksvertegenwoordiging lijkt terug bij af. Wie deze week
het politieke debat volgde, waande zich niet in de tijd van Couperus en
Majesteits grootmoeder, maar in die van Bilderdijk en Beatrix' bet-
overgrootvader.
Elsbeth Etty
|
|