teller
C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

ELSBETH ETTY
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ROEL JANSSEN

12 december 1998

Oom Arthur


Een jaar of zes geleden bevond zich op de hoek van de Prinsengracht en de Tuinstraat in Amsterdam een piepklein antiquariaatje waar het goed toeven was voor liefhebbers van de sociale geschiedenis en de Nederlandse letteren. De eigenaar zag er uit zoals ik me een anarchist voorstelde, en dat bleek hij ook te zijn. Op een middag vroeg hij me of ik een zus was van de voormalige Amsterdamse wethouder, wat ik beaamde. ,,Dan weet je natuurlijk ook'', zei hij, ,,dat jouw broer de zoon is van Arthur Lehning.''

Ik had het een en ander van Lehning gelezen en kende ook het dikke vriendenboek Voor Arthur Lehning uit 1979, dat jarenlang voor een tientje bij De Slegte te koop was. Daarin staat een uitvoerige chronologische schets van Lehnings leven, waaruit blijkt dat hij met interessante vrouwen als Clara Meijer-Wichmann, Emma Goldman en Charley Toorop bevriend was, maar mijn moeder komt er niet in voor. Ze kent hem dan ook niet. Desondanks hield mijn boekverkoper vol dat Lehning 'absoluut' de vader is van mijn broer en dat dit 'algemeen bekend is in anarchistische kring'. Naderhand heb ik deze roddel - die valt in de categorie 'niet kapot checken' - vaker gehoord, zonder ooit de bron ervan te hebben kunnen achterhalen. Eigenlijk was ik het verhaal alweer vergeten, tot deze week bekend werd dat oom Arthur (zoals ik hem door de vermeende familierelatie maar ben gaan noemen) de P.C. Hooft-prijs voor beschouwend proza krijgt. Al weken deed het gerucht de ronde dat de jury een 'zeer verrassende' keuze had gemaakt en inderdaad: wat een prachtig eerbetoon aan deze grote man, die volkomen ten onrechte in de vergetelheid is geraakt. Ik hoop dat het deel van de prijs (ƒ50.000) dat hij moet uitgeven aan een project dat verband houdt met zijn werk, besteed wordt aan een facsimile-uitgave van de Internationale Revue i 10, die van 1927 tot 1929 onder zijn leiding verscheen.

Het blad streefde een synthese na van de politieke en artistieke avant-garde en slaagde daar wonderwel in. Ik heb de jaargangen van i 10 ooit doorgenomen op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (waarvan Lehning een van de grondleggers was) en het is verbluffend om te zien welk talent hij daarin samen bracht. Lehning wilde dat i 10 op artistiek gebied de Stijl, Bauhaus en Dada vertegenwoordigde en op politiek gebied het anarchisme, syndicalisme en marxisme. Hij zocht daarvoor mensen aan die inmiddels beroemd zijn, maar toen nog relatief onbekend waren: Kandinsky, Mondriaan, Schwitters, Hans Arp, Molholy-Nagy, J.J.P. Oud, Walter Benjamin, Willem Pijper, Marsman, Ter Braak, Nettlau, Alexander Berkman, Alexander Schapiro en vele anderen uit binnen- en buitenland.

Dat Lehning (in 1899 in Utrecht geboren als Paul Arthur Muller Lehning) een belangrijk essayist is geweest, staat buiten kijf. Je kunt je afvragen waarom hij pas zo laat voor de P.C. Hooft-prijs in aanmerking komt. Zijn vriend, de kunsthistoricus A.M. Hammacher (geboren in 1897) kreeg hem al in 1948. Daarna viel de driejaarlijkse essayprijs toe aan E.J. Dijksterhuis, L.J. Rogier, P.C.A. Geyl, Victor van Vriesland, F.G.L. van der Meer, W.J. M.A. Asselbergs, Abel Herzberg, Rudy Kousbroek, Cornelis Verhoeven, Karel van het Reve, Hugo Brandt Corstius, Kees Fens, Gerrit Komrij en K. Schippers. Nooit aan een vrouw dus (valt me nu op) en nooit aan iemand met politiek omstreden opvattingen, afgezien van Hugo Brandt Corstius over wie dan ook onmiddellijk een rel ontstond. Arthur Lehning is altijd als dissident beschouwd: wegens zijn anarchisme, zijn betrokkenheid bij de opstand van 1933 in Catalonië, zijn afkeer van het kolonialisme en zijn steun aan de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Toen hij in 1922 Nederlander wilde worden (hij had van huis uit de Duitse nationaliteit) werd zijn naturalisatie-aanvraag afgewezen. En na de oorlog, die hij in Groot-Brittannië doorbracht, kon hij nog steeds fluiten naar een Nederlands paspoort. Uiteindelijk kreeg hij in juni 1947 de Engelse nationaliteit en tsja, iemand die om politieke redenen geen Nederlander mocht worden kon natuurlijk onmogelijk geëerd worden met Nederlands belangrijkste literaire prijs.

Gelukkig kan het nu, vlak voor Lehnings honderdste verjaardag, ineens wel. Maar het blijft jammer dat het zo lang heeft moeten duren, zodat hij inmiddels bijna vergeten is. Zijn essaybundels zijn niet meer te krijgen en er wordt ook zelden of nooit meer naar verwezen. Zo presteerde de filosoof Hans Achterhuis het dit jaar om in zijn ruim vierhonderd bladzijden tellende studie De erfenis van de utopie de naam Arthur Lehning niet één keer te noemen.

Laten we blij zijn dat Lehning in 'eigen kring' (die van sociaal-historici) wel al eerder de erkenning kreeg die hij verdient. In 1976 ontving hij, wegens de bijzondere betekenis van zijn werk in het grensgebied van geschiedschrijving en politicologie, een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. In zijn dankrede, opgenomen in een boekje dat Athenaeum-Polak&Van Gennep bij die gelegenheid uitgaf, fulmineerde hij tegen de 'arrogantie van de macht' en hield hij een pleidooi voor de utopie. 'Een landkaart waarop het land Utopia ontbreekt, is het aanzien niet waard', citeerde hij Oscar Wilde. Volgens Lehning is de utopie niet alleen een postulaat van het socialisme, maar inherent aan alle religies en filosofieën en zo oud als het Avondland. Zijn eigen utopie vergeleek hij met 'das Prinzip Hoffnung' van Ernst Blochs filosofie: geen wensdroom of droombeeld, maar de eenheid van theorie en praktijk. 'Wat onbewust en als droom in de mensheid leeft, wordt door het utopicum bewust gemaakt, niet als een eschatologische heilsverwachting, maar als een cultuurscheppende kracht, een proces dat inspireert tot handelen. De utopie is in laatste instantie dat wat aan de geschiedenis haar zin geeft.'

Mooi gezegd, oom. Voor zo'n vader hoeft mijn broertje zich niet te schamen.

Elsbeth Etty

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)