|
|
ELSBETH ETTY
|
16 december 2000 President bij de gratie Gods
Johnson was 'mijn' eerste Amerikaanse president. (Je kunt tegenwoordig overal het bezittelijk voornaamwoord 'mijn' voor gebruiken, dankzij de aan Amerika ontleende ik-cultuur die ons zelfs een televisieomroep oplevert die ME gaat heten). Johnson was een moordenaar, riep ik in het gezelschap van mijn leeftijdgenoten in demonstraties tegen de oorlog in Vietnam. Maar later heb ik Johnson ook leren beschouwen als een min of meer tragische erfgenaam van de grote Roosevelt. Zijn New Frontier, zijn ambitieuze plannen voor hervorming en gelijkberechtiging, verdwenen in het Zuidoost-Aziatische moeras en zelf ging hij, ook al was hij met overweldigende meerderheid herkozen, in datzelfde moeras ten onder. Kon het erger dan Nixon die op Johnson volgde? Nixon was in mijn ogen de verschrikkelijke kerstman, die zonder enige militaire noodzaak een land plat bombardeerde, de aartsleugenaar die met Watergate zijn toevlucht nam tot de methodes van de politiestaat. Hij was Tricky Dick die in een satire van Philip Roth, Our Gang, tot in de hel Satan zijn heerschappij betwistte. 'En laat er geen misverstand over bestaan: indien ik tot Duivel word verkozen, ben ik van plan ervoor te zorgen dat het Kwaad uiteindelijk triomferen zal, ben ik van plan ervoor te zorgen dat onze kinderen, en onze kleinkinderen, de afschuwelijke gesel van Gerechtigheid en Vrede nooit zullen hoeven kennen.'Van alle Amerikaanse presidenten die ik min of meer bewust heb meegemaakt, was Clinton de eerste waar ik sympathie voor voelde. Een erfgenaam van de sixties, die zelf tegen Vietnam geprotesteerd had. Een verzoener, een intelligent politicus die zijn rabiate tegenstanders grijnzend in zijn zak stak. Zijn seksuele escapades waren in de VS aanleiding tot wat dezelfde Philip Roth 'de extase van de hypocrisie' noemde, 'misschien wel het verraderlijkste en meest ondermijnende genot van een land waar de kleinzieligheid gewoonweg verpletterend is' en iedereen 's nachts droomde van het brutale lef van Clinton. 'Ikzelf droomde', zegt Roth's alter ego, 'van een reusachtige vlag die dadaïstisch als een Christo-verpakking over de volle lengte van het Witte Huis gedrapeerd was met de tekst HIER WOONT EEN MENS.'Die tekst kan straks in ieder geval weg. Er komt een buikspreekpop te wonen in het Witte Huis, een stroman van de olieconcerns, benoemd door vijf geestverwanten in het Hooggerechtshof zoals opperrechter Rehnquist (die ooit tegen de vrijlating van Nelson Mandela pleitte) en soortgelijke uiterst partijdige figuren die kwijlen over de 'heiligheid van het menselijke leven' als het over abortus gaat, maar de doodstraf als summum van het strafrechtsysteem beschouwen. Dezelfde conservatieve stroming die de legitimiteit van Clintons presidentschap betwistte en hem via een juridische procedure probeerde af te zetten, nam bezit van het presidentschap door een procedure die het tellen van stemmen tot een ongrondwettige bezigheid verklaarde. De benoeming van de niet-gekozen Bush tot president, een schandaal dat Watergate in de schaduw stelt, lijkt eerst en vooral een voortzetting te zijn van wat Mark Danner in The New York Review of Books 'de politiek der schandalen' noemt. Voor het oplossen van conflicten en het constitueren van bestuur zijn verkiezingen in Amerika geen beslissend mechanisme meer. Daarvoor is het schandaal in de plaats gekomen. Men schakelt zijn politieke tegenstander uit via onderzoekscommissies, special investigators, media-onthullingen, juridische procedures. Het scherp verdeelde electoraat is van de politiek vervreemd, de helft van de kiesgerechtigden blijft thuis. De partijen zijn de gevangenen van een corrupt financieringssysteem waardoor zij meer dan een miljard dollar aan reclame konden besteden. Het gevolg is een presidentschap zonder legitimatie van de kiezers. Gore kon dit alles onmogelijk zeggen in zijn concessiespeech zonder de stabiliteit van de Amerikaanse samenleving verder te ondermijnen en zichzelf voorgoed onmogelijk te maken. Hij kon niet zeggen dat Bush de verkiezingen heeft gestolen, dat het Hof partijdig is, de democratie is genegeerd, zwarte kiezers geïntimideerd, en dat een arrogante elite de macht usurpeert. Wie Gore beluisterde, moest tot de conclusie komen dat Bush president wordt bij de gratie Gods. Het leidende Amerikaanse vrijheidsbeginsel luidt, zei hij: "Niet onder de mens, maar onder God en de wet." De presidentsverkiezing was dus door een Godsoordeel beslist, precies zoals de pausverkiezing of de keuze van de Dalai Lama. Maar, nogmaals, je weet het nooit met Amerika. Het is een land van onverwoestbaar optimisme. 'Aan het eind van de Herfst van de Twijfel,' schreef een commentator in de International Herald Tribune, 'blijkt dat er niemand is vermoord (...) en de verdeeldheid van de post-electorale periode is niet die van de Burgeroorlog met zijn ontelbaarduizenden slachtoffers.'Dat is ironisch genoeg de enige winst van deze verkiezingen: er is bij de gratie Gods geen geweld gebruikt, er is geen moord gepleegd, geen burgeroorlog uitgebroken. Vrijheid, rechtschapenheid en tolerantie hebben dus gezegevierd. Zo kun je het, met je hoofd diep onder de dekens, ook bekijken. Elsbeth Etty
|
Bovenkant pagina |
|