|
|
ELSBETH ETTY
|
7 oktober 2000 Dag van de hoop
Er is de afgelopen tien jaar in het voormalige Joegoslavië zoveel vernield, niet alleen in materiële zin, en niet alleen aan mensenlevens, maar ook psychisch, er is zoveel ellende gesticht dat het bijna onwezenlijk aandoet om je even te mogen verliezen in een droom over normale menselijke en democratische verhoudingen op de Balkan. Maar waarom zouden we niet mogen hopen? Een heel verre voorvader van me, de Britse kunstschilder William Etty, maakte in 1824 een schilderij dat ik ooit in de City Art Gallery van York zag, met een uitbeelding van het beroemde verhaal over Pandora. In de Griekse mythologie is Pandora zoals bekend de vrouw die de goden voor straf naar de ongehoorzame mensheid zonden met een pithos, een voorraadvat vol met alle denkbare plagen. Uit nieuwsgierigheid opende zij het vat, al het kwaads ontsnapte, maar er bleef één ding achter, de hoop. Ik heb bij de niet aflatende stroom van onheilstijdingen uit de Balkanlanden de afgelopen tien jaar vaak aan dat verhaal (en dus aan het schilderij) moeten denken. Het hele gebied leek een groot voorraadvat vol pestilenties, oorlogen, moorden, verkrachtingen, vluchtelingenstromen, plunderingen, roof. Hoe is het mogelijk dat te midden van al deze verschrikkingen mensen hun hoop bewaren? En kijk, plotseling overheerst zelfs in Servië de hoop op andere tijden en een betere toekomst. De afzetting van Milosevic is een felicitatie waard aan het Servische volk, dat nu mogelijk weer zijn rechtmatige plaats in het internationale bestel en in Europa kan gaan innemen. Het zijn de Serviërs zelf die Milosevic hebben verjaagd met blote handen. Wie had dat kunnen denken in de tijd dat diezelfde Serviërs zich in meerderheid leken te hebben laten bedwelmen door giftig nationalisme, eerzucht, wraakzucht en nationale verongelijktheid? Mogen wij er nu ook op hopen dat dit kwaad, dat machtiger en virulenter is dan de een of andere dictator, in Servië, in Kosovo, in Montenegro, in Bosnië en Kroatië, kan worden uitgebannen? Er blijven, zelfs op een mooie avond als die van 5 oktober, in dit opzicht wel twijfels knagen. Het feit dat Milosevic zo lang in het zadel heeft kunnen blijven, dwars tegen het belang van de Servische bevolking in en met het trotseren van de internationale gemeenschap en het internationale recht, is alleen maar te verklaren uit het feit dat hij zich had opgeworpen als vertolker van het Servische nationalisme en als aanstoker van etnische conflicten. Zijn opvolger, Kostunica, naar we mogen aannemen een beschaafdere en meer democratische figuur, had waarschijnlijk onmogelijk de meerderheid van de stemmen kunnen krijgen als hij zich niet eveneens als Servisch nationalist had geëtaleerd. Dus hoera voor de Serviërs, maar een getemperd hoera. Ik heb mijn vertrouwen in 'het volk', welk volk dan ook, dat uiteindelijk altijd het goede zou willen en, dacht ik vroeger naïef, alleen maar in vrijheid en vrede wil leven, al lang geleden verloren. Ik heb al te veel vooruitgangsgeloof en vertrouwen in de macht van de rede als illusies zien vervliegen. Tegenover het goede nieuws uit Belgrado, stond deze week het slechte nieuws uit Israel en evenals op de Balkan de afgelopen tien jaar lijken ook daar de haat en nijd tussen religieuze en etnische groeperingen sterker de loop van de geschiedenis te beïnvloeden dan de eveneens menselijke neiging tot verzoening, eerlijk delen en vreedzaam samenleven. Toch, zo dicteert ons de hoop, is nu in Servië en daarmee op de gehele Balkan dankzij de omwenteling in Belgrado een beter uitzicht op normalisering, democratisering en economisch herstel aanwezig dan in lange tijd het geval is geweest. En er is meer vertrouwen mogelijk in de gedachte dat op den duur ook de oorzaken van de oorlogsellende en etnische zuiveringen zullen kunnen worden weggenomen, primair nationalisme en chauvinisme. De emotie die hierdoor overheerst is blijdschap. Ook minister Van Aartsen toonde donderdag die emotie. Dat strekt hem tot eer. Van Aartsen zegt altijd dat in de internationale politiek geen emotie getoond mag worden, omdat die in de weg zou staan aan het zoeken van oplossingen in de wereld van de Realpolitik. Daar was hij aan het begin van de week nog even, tactisch blunderend, mee bezig geweest door de oppositie in Servië 'realpolitisch' af te vallen, ongetwijfeld in het kader van een diplomatiek spel binnen de Europese Unie. Maar het zou kinderachtig zijn hem daarmee te blijven achtervolgen op een moment dat de Servische bevolking zelf alle tactische spelletjes overbodig heeft gemaakt. Even kinderachtig als hem te blijven wijzen op de volgens hem negatieve, want emotionerende CNN-factor. Het was, denk ik, voor Van Aartsen op zijn minst zo'n bevrijdende ervaring om via CNN de gebeurtenissen in Belgrado te volgen als voor mensen buiten de wereld van de Realpolitik: dezelfde vreugde, dezelfde hoop. Elsbeth Etty
|
Bovenkant pagina |
|