|
|
ELSBETH ETTY
|
30 september 2000 Geen held te bekennen
Welke redenen zou de bron kunnen hebben om zijn identiteit toch geheim te houden? Ik kan er een paar bedenken. Hij bestaat niet. Dan houdt het op, dan heeft Voskuil hem verzonnen. Het journalistieke verschoningsrecht is dan niet aan de orde. Of hij bestaat wel, wat aannemelijker is, maar heeft de verslaggever misleid om het proces tegen K. te ontregelen. Een ander motief van de politieman om zich aan getuigenis voor het hof te blijven onttrekken zou kunnen zijn dat hij in de zaak Mink K. meineed heeft gepleegd en vreest daarvoor bestraft te worden. Ik vermoed dat de politieman niet openlijk met de waarheid voor de dag komt uit vrees voor hetzij ontslag of andere disciplinaire maatregelen, hetzij de wraak van zijn collega's. Maar als politiemensen bang zijn voor represailles wanneer zij de rechter de waarheid vertellen, is het wel erg beroerd gesteld met de integriteit van de politie. Dit is het scenario om het meest van te griezelen. Tot dusver speelt de anonieme politieman niet de heldenrol van klokkenluider die in het algemeen belang een misstand aan de pers onthult, maar de achterbakse rol van versliecheraar. Trouwens, ik zie in dit absurdistische theaterstuk voor niemand een heldenrol weggelegd. Ook niet voor de journalistiek. Het moet me van het hart dat ik weinig bewondering kan opbrengen voor de wijze waarop Koen Voskuil te werk is gegaan, al blijft het ongehoord dat het hof hem heeft laten opsluiten. De in Spits gepubliceerde informatie over het onderzoek in de zaak-Mink K. was van meet af aan verdacht. Voskuil baseerde zich op één anonieme, voor niemand, inclusief zijn hoofdredacteur, controleerbare bron. Doorgaans doen alleen naïeve amateurs of normloze sensatiezoekers zoiets. De enige die uit eigen wetenschap kan bevestigen dat de verslaggever van Spits het bij het rechte eind had, is een verslaggever van Nieuwe Revu, Koens vader Bert Voskuil. Het is mooi dat een vader zijn zoon in bescherming neemt, maar deze vader wil op zijn beurt een journalistieke heldenrol spelen. Dus publiceerde ook hij een interview met de anonieme politieman, wiens identiteit hem alleen door zijn zoon kan zijn onthuld. Aan dit gesprek ontleende ik het verontschuldigende citaat waarmee dit stukje begon. Nu verwacht ook vader Bert te worden gegijzeld. Hij vraagt de rechter bij voorbaat of hij in dat geval 'alstublieft' in de cel naast die van zijn zoon mag zitten. Nogal bizar, nietwaar, dat het martelaarschap voor de vrije pers neerkomt op het willen bewaren van een familiegeheim. Koen Voskuil hoort niet in een cel, maar hoort hij in de journalistiek? Heeft hij zich niet ongewild voor het karretje laten spannen van de advocaten van Mink K., die alles uit de kast halen om het proces tegen hun cliënt te torpederen? Zwaaiend met een oncontroleerbaar krantenknipsel hebben zij de arme Voskuil als getuige laten oproepen en voor de haaien gegooid. O ja, natuurlijk, iedere verdachte heeft recht op een optimale verdediging, iedere advocaat wil de rechtmatigheid van het tegen zijn cliënt aangevoerde bewijs betwisten, maar ten behoeve van zeer vermogende verdachten wordt zo te zien zwaarder geschut in stelling gebracht en worden meer smart weapons ingezet dan voor onvermogende verdachten. Het lijkt er soms op dat een nieuw type advocaat leeft bij de regel: eerder gaat een kameel door het oog van de naald, dan dat een steenrijke drugscrimineel in de gevangenis belandt. Nu advocaten er een gewoonte van maken journalisten op te roepen als getuigen in strafzaken, moeten de media zich nog scherper dan voorheen bewust zijn van het risico dat zogenaamde anonieme bronnen kunnen trachten de berichtgeving te manipuleren. In de zaak-Voskuil is na zoon en de vader ook de heilige geest van journalistiek Nederland, de Nederlandse Vereniging van Journalisten ( NVJ), op het toneel verschenen met welgemeende pleidooien voor een wettelijke regeling van het verschoningsrecht. Het is al sinds 1996 geldend recht dat journalisten behoudens uitzonderingsgevallen niet over de herkomst van vertrouwelijk verkregen informatie hoeven te getuigen. Zowel het Europese Hof in Straatsburg als de Hoge Raad erkennen dat de democratie het niet zonder journalistiek verschoningsrecht kan stellen. Een wet kan dit nog eens preciseren, maar vergeet niet dat ook in het nog altijd bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel-Jurgens over het journalistieke privilege uitdrukkelijk een uitzondering wordt gemaakt voor gevallen waarin zwaarwegende belangen van waarheidsvinding in strafzaken aan de orde zijn. De gijzeling van Koen Voskuil is natuurlijk buiten alle proporties, maar zou in principe mogelijk blijven als het verschoningsrecht wettelijk is geregeld. Er valt geen wet te bedenken die journalisten een vrijbrief verschaft bronnen uit hun duim te zuigen. De hele zaak lijkt een klucht met louter boeven en sukkelaars. De anonieme politieman, de politieleiding, vader en zoon Voskuil, de verontwaardigde vaderlandse journalistiek, het gerechtshof, de advocaten van Mink K., Mink K zelf tenslotte: wie zijn in dit rijtje de schurken, wie de sukkels? Elsbeth Etty
|
Bovenkant pagina |
|