|
|
ELSBETH ETTY
|
9 september 2000 Troebele verhoudingen
Marijke van Hees, zo luidde het harde oordeel van Andersson, is niet in staat gebleken te opereren als een inspirerende partijvoorzitter. Daarentegen is Andersson zelf een geboren inspirator. 'Zijn kracht is mensen te doorgronden', las ik in de Volkskrant. En dat is nog maar een fractie van zijn voortreffelijkheid. Hij is 'een gedegen werker', hij is 'voortvarend' maar 'gaat niet over een nacht ijs', hij is 'open in zijn oordeelsvorming' en blijft dan standvastig. De ideale partijvoorzitter dus. Wat zeg ik? De ideale minister- president! Wat zeurt de PvdA nog over 'de opvolgingskwestie', als in de coulissen een krachtige, inspirerende, menselijke, organisatorisch begaafde, voortvarende en bedachtzame, open en gedegen, prominente partijgenoot klaar staat om Wim Kok te vervangen, mocht deze zich over twee jaar niet meer beschikbaar stellen. Als je de lof van Andersson hoort zingen, is het alsof je luistert naar een oude carnavalskraker ('...zo-ne-goeie-hebbe-wij-nog-nie-gehad...'). Polonaise! Laten we eens aannemen dat de topman van het adviesbureau Andersson Elffers Felix BV, gezien zijn staat van dienst en bekwaamheid als crisismanager, de ideale leidsman van de Partij van de Arbeid zou zijn. Dan herhaal ik mijn vraag waarom hij het niet is geworden en dan krijgt een dom vrouwtje vanzelfsprekend ten antwoord dat een partijvoorzitter een maandsalaris ontvangt ter hoogte van de dagvergoeding die Hans Andersson als adviseur rekent. Zijn trouble shooting in de PvdA zal wel gratis gebeuren, maar aan het ministerie van Justitie declareerde hij voor parttime massagewerk, in opdracht van partijgenoot Job Cohen, 866.075,65 exclusief BTW over 1999. Voor zijn inzet gedurende het eerste halfjaar van 2000 is een bedrag van 397.840,00 (ex. BTW) betaald. Kom daar eens om als je Marijke van Hees heet, dan krijg je gezeur over de declaratie van een hotelovernachting. In de politiek, anders dan in de wereld van de consultancy, is niet zozeer het streven naar maximalisering van het eigen inkomen de overheersende drijfveer, maar een mengsel van persoonlijke ambitie en maatschappelijk idealisme. Ook deze eigenschappen zijn, vermoed ik, een Andersson niet vreemd. Een interessanter antwoord op de vraag waarom een getalenteerde regelaar aan een technocratische, apolitieke, partij- externe rol de voorkeur geeft boven het dragen van politieke verantwoordelijkheid, zou dus zijn dat zijn voorkeur voor een externe rol minder met geld te maken heeft dan met een streven naar werkelijke invloed. Als vrij gevestigd organisatiedeskundige heeft Andersson meer zeggenschap uitgeoefend over de samenstelling van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA dan de partijvoorzitter. Hij heeft onder anderen Rick van der Ploeg en Marjet van Zuijlen in de politiek gelanceerd (nog bedankt daarvoor). En als de partijvoorzitter niet functioneert, dan is het niet het partijcongres waaraan zij verantwoording schuldig is dat haar tot de orde roept, maar dan vervult Andersson Elffers Felix BV de rol van aanklager en rechter tegelijk. Met partijdemocratie heeft dat natuurlijk niets meer te maken. De gang van zaken rond het aftreden van Van Hees als PvdA-voorzitter is op zichzelf een symptoom van de teloorgang van het eind 19de eeuw ontstane partijenstelsel. Van massale, hecht georganiseerde en diep in bevolkingsgroepen gewortelde emancipatie- en belangenverenigingen, hebben de partijen zich ontwikkeld tot kantoren met als taak fondsen te werven, public relations te verzorgen, reclamecampagnes te voeren en netwerken van bestuurlijke elites in stand te houden. Eerlijk is eerlijk: dat kunnen professionele organisatie- en adviesbureaus beter. Zij worden niet gehinderd door congressen, ledenraden of welke verantwoordingsplicht dan ook. In de partijbesturen mogen lichtgewichten de fictie van partijdemocratie ophouden, terwijl de tussen bestuurlijke functies en BV's alternerende zwaargewichten van buitenaf de gang van zaken bepalen. Men kan deze ontwikkeling betreuren of toejuichen, maar terug te draaien is ze niet. Daarvoor ontbreekt eenvoudig de belangstelling van de burgers voor de als overleefd ervaren partijen. Marijke van Hees had zichzelf een onmogelijke opdracht gegeven. Zij wilde, toen ze zich kandidaat stelde voor het PvdA-voorzitterschap, voorkomen 'dat de partij verwordt tot een Berlusconi-achtige organisatie, gericht op electoraal succes, waarin een kleine kliek politici samen met communicatiedeskundigen domineert, zonder ter verantwoording te kunnen worden geroepen binnen een democratische partij-organisatie.' Allerminst de doelstelling van een dom vrouwtje, integendeel zelfs. Wel zal zij nu, los van allerlei persoonlijke machtsstrijdjes, moeilijk om de conclusie heen kunnen dat ze een achterhoedegevecht aan het voeren was voor de instandhouding van een versleten model. De komende tijd zal moeten uitwijzen wat daarvoor in de plaats komt. Als het partijenstelsel in de vorm waarin we het meer dan een eeuw hebben gekend aan zijn einde is, wat is dan de toekomst van de vertegenwoordigende democratie? Persoonlijke mandaten? Directe elektronische democratie?
Intussen raken de verhoudingen en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur behoorlijk vertroebeld. Kerntaken van de overheid, inclusief het formuleren en uitvoeren van beleid, worden uitbesteed aan 'ingehuurde' deskundigen. Voor elk project van rijk, gemeente of provincie nemen politici een verwante BV in de arm. Het geldt zelfs voor de wetgeving. Niet de topambtenaren van Justitie, maar het Bureau van Andersson adviseerde over de invoering van de Vreemdelingenwet. Zo ontstaat er een driedubbele macht van gekozen politici, hun verantwoordingsplichtige ambtenaren, en particuliere adviseurs. Hoe vaak zijn het de laatsten die uiteindelijk de politieke dienst uitmaken?
Elsbeth Etty
|
Bovenkant pagina |
|