N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

ELSBETH ETTY
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
LEO PRICK

10 juni 2000

Zonder vrees de velden over


Woensdag 7 juni was het honderd jaar geleden dat Jan Engelman geboren werd.

Jan wie? Jan Engelman (1900-1972), de katholieke Utrechtse dichter, voornamelijk bekend uit bloemlezingen waar onvermijdelijk het gedicht 'Vera Janacopoulos' in is opgenomen.

Ambrosia, wat vloeit mij aan? uw schedelveld is koeler maan en alle appels blozen

Zo begint het. Engelman schreef het op 26-jarige leeftijd in vijf minuten tijd aan een cafétafeltje, nadat hij een concert van de in Brazilië geboren zangeres Vera Janacopoulos had bezocht. Dat deze cantilene, zoals hij het gedicht aanduidde, de Nederlandse literaire wereld van de jaren twintig in tweeën zou splijten, had hij niet voorzien. Tegenstanders als Menno ter Braak en Anthonie Donker spraken er schande van, omdat het versje nergens over ging en bij gebrek aan betekenis 'het einde der poëzie' zou inluiden. Bewonderaars van Engelmans gewichtloze muzikale woordenspel noemden deze kritiek 'droogstoppelachtig'. Marsman bijvoorbeeld was juist blij dat er eindelijk weer eens iemand in dit land de poëzie 'onbekommerd, zinneloos, animaal en vederlicht' stemde.

Ter gelegenheid van Engelmans honderdste geboortedag verscheen deze week het boekje Vera Janacopoulos, geschiedenis van een gedicht in vogelvlucht, in eigen beheer uitgegeven door Nel van der Heijden- Rogier. Op haar verzoek om een bijdrage heb ik me, met negen andere liefhebbers, weer eens mijn hoofd gebroken over raadselachtige toverwoorden als 'uw schedelveld', 'klankgazelle', 'violen vlagen' en 'o muze in het morgenlicht'. Alle tien komen we aardig in de buurt van wat Engelman zelf aan uitleg heeft gegeven. Aan het slot van het boekje is namelijk een, mij tot dusver onbekende, brief van de dichter opgenomen, waarin hij uiteenzet waar het hem in deze 'onbevangen cantilene' om te doen was. "Ik ontdek dan dat mijn minnares óók mijn muze is, dat ik alles ervaar dóór haar, bezing vóór haar. En daar moet een divien, een goddelijk beginsel in schuilen."

Het maakt niet uit, de betekenis van de woorden in het liefdeslied, het aardige is dat vrijwel iedereen boven de veertig de beginregels van het gedicht kent. Het is beroemd, het behoort tot de canon, tot het Nederlandse culturele erfgoed.

Behoeft dit feit politieke erkenning, moet het gedicht worden overhoord bij de inburgeringstoetsen van immigranten? Het wetenschappelijk bureau van GroenLinks, dat deze week een duit in het zakje van het multiculturele debat deed, schreef dat ook deze partij zal moeten 'erkennen' dat er een 'eigen Nederlandse cultuur' is. Alsof daartoe een pijnlijke politieke concessie nodig is. Ik vraag me af wat ze met zo'n 'erkenning' bedoelen. Er zou dan toch op z'n minst iemand moeten zijn die ontkent dat er een Nederlandse cultuur bestaat, maar daar heb ik nog nooit van gehoord.

Iets anders is dat er behoefte bestaat aan gemeenschappelijke ervaringen, gezamenlijke bagage, gedeelde kennis en emotie, waarbij te twisten valt over de vraag hoe in dit verband een 'eigen cultuur' zou moeten worden gedefinieerd. Wie tegen een willekeurige groep hoogopgeleide jongeren zegt: "Ambrosia, wat vloeit mij aan?", wordt voor gek verklaard, terwijl pakweg twintig jaar geleden nog in koor zou zijn gescandeerd: "uw schedelveld is koeler maan", ook al begreep niemand de betekenis van die woorden.

Men moet een literaire canon niet verwarren met 'een eigen cultuur' en een eigen cultuur niet met gedeelde kennis van bijvoorbeeld kerkgezangen (een cantilene is een kerkgezang), of zelfs met nationaal erfgoed. Shakespeare, Bach, Frank Zappa en Doe Maar horen allemaal tot 'onze cultuur'. Jan Engelman ook, al kent geen student hem meer.

Misschien bedoelt GroenLinks met 'de Nederlandse cultuur' dat we allemaal over hetzelfde mee moeten kunnen praten. Daar hebben de meeste mensen het voetbal en 'Big Brother' voor, so what? Het is helemaal niet erg dat de nieuwsgierigheid naar de winnaar van Nederland- Tsjechië groter is dan die naar de winnaar van de VSB- poëzieprijs, donderdag in de Rode Hoed uitgereikt aan K. Michel. De bekroning van Michels poëzie is er niet minder om als erkenning van de Nederlands cultuur.

Het 'eigene' zal de natie niettemin eerder in het voetbal herkennen, al speelt de meerderheid van het Nederlands elftal voor buitenlandse clubs, iets waar het wetenschappelijk bureau van GroenLinks zich wel zorgen over zal maken. Want is emigratie van voetbaltalent geen ontkenning van de Nederlandse voetbalcultuur?

Weinig supporters zullen de komende weken Jan Engelman citeren als zij Oranje aanmoedigen. Zijn clublied voor rooms-katholieke voetbalverenigingen lijkt me, met alle respect voor de Nederlandse cultuur, nauwelijks meer in aanmerking te komen voor recitatieven op de tribunes: 'Ren zonder vrees de velden over!/ Blijf voor geen tegenstand vervaard!/ Het onvermoeid en eerlijk zwoegen/ Maak' U de overwinning waard./ Wil steeds uw taak in 't spel gedenken:/ Gij moet de ware sportgeest schenken./ Hoog de vanen, Hoog de harten,/ Hoog de vreugd, Hoog de vreugd!' Maar mocht tussen nu en drie weken blijken dat Nederland de overwinning niet waard is, misschien dat GroenLinks dan Engelmans vertaling van de Mattheus Passie onder het volk kan verspreiden: "We zitten neer, de tranen stromen". Vergeet intussen niet dat er ook mensen zijn die niet van voetballen houden, of in elk geval gek worden van de cultus er omheen. Soms zijn dat bij uitstek dragers van de Nederlandse cultuur, zoals de dichter Jean-Pierre Rawie. Die zei deze week in Elsevier dat hij de komende weken het liefst zou emigreren op zoek naar een café waar men nog geen televisie heeft, omdat al zijn stamkroegen zijn verworden tot zaaltjes waar de klanten zich laten opproppen achter een televisiescherm.

Ook voor Rawie heeft de dichter van Vera Janacopoulos een boodschap. In de entreehal van het ANWB-hoofdkantoor in Den Haag waar hij zijn tijdelijke emigratie kan regelen, is de rand van de fontein gesierd door dichtregels van Engelman: 'De ruimte zwelt en mindert/ Verwonder u om alles wat bestaat/ Ga ver op reis/ Gij wordt alleen gehinderd/ Door 't wereldlot/ Wanneer uw geest geen verre reis verstaat.'

Elsbeth Etty

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad