C O L U M N S  
NIEUWS  |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

DE DRAAD
Eerder verschenen
columns

De column De Draad verschijnt vijf keer
per week.
Lees De Draad en

schrijf Tom Rooduijn rooduijn@nrc.nl

JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG


T O M   R O O D U I J N


24 september 1999

Internet-vriendschap (2)


Via het Internet kunnen intensieve contacten ontstaan, schreef ik gisteren. Die contacten monden soms uit in vriendschappen tussen mensen die elkaar nooit in levenden lijve hebben ontmoet. Ik schreef over correspondenten die elkaar via deze rubriek hadden ontmoet en nu, vaak verscheidene keren per dag, met elkaar e-mailen. En lezer schreef dat aan de opbloei van Internet-vriendschappen ook een schaduwzijde zit voor wie tot de ruim 25 miljoen aangeslotenen behoort bij een 'instant message'-dienst als ICQ: de opeenstapeling van boodschappen die vaak op ongelegen momenten binnen komen.

De New York Times wijdde gisteren een artikel aan de wijze waarop de zegeningen van de Instant Message vooral op kantoor kunnen ontaarden in een plaag. Wanneer om de paar minuten een ongevraagde boodschap binnen komt, kan dat uiterst lastig zijn; het verstoort de concentratie omdat je gedwongen wordt steeds even over iets geheel anders dan het werk na te denken. Aan de andere kant is het onbeleefd de boodschap onbeantwoord te laten; de ander weet immers dat de geadresseerde achter zijn computer zit. Het kan bovendien uiterst riskant zijn bot op boodschappen te antwoorden, zeker op kantoren waar mailinglijsten ontstaan van min of meer bevriende collega's. De buitenbeen in cyberspace valt zeker in het 'echte' kantoorleven buiten de boot. "Er ontstaat het soort pikorde, waarmee u voor het laatst op school werd geconfronteerd," schrijft de New York Times, "En dan is er het beangstigende Big Brother-effect: collega's die zeggen vrijdags thuis te werken, blijken merkwaardig genoeg niet te zijn aangemeld op zonnige vrijdagen.

De verklaring voor de onhandigheid waarmee we nu met e-mail en instant boodschappen omgaan, zeggen door de New York Times geraadpleegde deskundigen, schuilt in de nieuwheid van het medium. Vergelijk het met een klein kind, dat door de telefoon soms helemaal niks zegt en dan weer iets tegen geheel iemand anders dan er is opgebeld: zo ongeveer gaan wij met het nieuwe berichtenverkeer om. Het heeft ook lang geduurd, stelt een communicatie-consultant gerust, voordat een echte telefoon-etiquette ontstond. Onze kinderen kijken dus straks meewarig op ons huidige email-gedrag terug.

Nora Coers telt alleen haar Internet-zegeningen. Zij mailde over een vriendschap die dankzij e-mail opbloeide, maar pas nadat zij haar vriendin eerst 'in het echt' leerde kennen tijdens een schrijfcursus in een kasteel te Zwitserland ('Ik ben Nederlandse, maar omdat ik een Unilever-kind ben, ben ik Engelstalig geschoold in verschillende landen'). "De afgelopen twee jaar bloeit onze vriendschap als geen andere", mailt ze over haar Amerikaanse, in Bazel woonachtige mail- pal, "terwijl zij twee continenten moet overbruggen. Inderdaad vertellen wij elkaar de meest intieme dingen, dingen die ik niet eens zo gauw aan een vriendin hier in New York, waar ik woon, zou vertellen. Af en toe maken wij pogingen om elkaar weer eens te zien, samen een archeologische dig in Syrië te gaan doen, of het millennium in Sydney te gaan doorbrengen, maar inderdaad, het komt er nooit van. Ik weet niet of het er iets toe doet dat ik haar gezicht voor me zie, elke keer als ik haar schrijf. Als ik haar niet in het echt mee had gemaakt, zou ik denk ik wel een foto van haar willen zien."

Ook daar zou uiteraard e-mail in kunnen voorzien.

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)