DE DRAAD
Eerder verschenen columns
De column De Draad verschijnt vijf keer per week. Lees De Draad en schrijf Tom Rooduijn
rooduijn@nrc.nl
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
|
T O M R O O D U I J N
21 september 1999
Troostpagina's (2)
De virtuele gedenkplaatsen waarover ik gisteren schreef, vloeien
rechtstreeks voort uit de democratisering van de dodenverering zoals
die de afgelopen eeuwen gestalte kreeg. Het eigen graf, dat
daarvóór hoofdzakelijk aan de adel en aan staatslieden
was voorbehouden, kwam begin negentiende eeuw binnen handbereik van de
burgerij. Om de herinnering te laten voortleven werd het gebruik op een
gepacht stuk grond een sierlijke grafsteen te plaatsen en daarop een
persoonlijke tekst te laten beitelen. Met de opkomst van de fotografie,
eind vorige eeuw, werd daar nog een medaillon met het portret van de
overledene aan toegevoegd.
Maar zoals het vaker gaat met gebruiken die uiterst individueel beginnen
en al snel gemeengoed worden, ontstond ook hier een vorm van
industrialisatie: het persoonlijke grafschrift verbleekte tot een
catalogus met stereotiepe teksten en armzalige clichés. De foto
bleef, althans in katholieke streken; vermoedelijk was dit gebruik voor
calvinisten te uitbundig. Maar alle rouw-uitingen, van praalgraven tot
de Italiaanse gewoonte om plakkaten aan de muur te hangen en onze
krantenadvertenties, hebben een ding gemeen: ze moeten de nabestaanden
van het belang van de overledene doordingen en dragen de verleiding in
zich "iemand tot held te bombarderen".*)
Het gewoon worden en standaardiseren van begrafenisriten stond haaks op
de individualisering en de toenemende neiging tot een nauwkeurig op de
overledene toegesneden monument. Wie nu een wandeling maakt over het
Amsterdamse kerkhof Zorgvliet, kan aan de hand van de jaartallen
precies zien waar de cesuur ligt: de zeventiger jaren. Hierna kent het
grafontwerp geen beperkingen meer: plastieken, tegeltableaus, een
compleet beeld van de overledene, iedere traditie kan worden
geïnterpreteerd zoals men wil. En zo verging het ook de
overlijdensadvertentie, waarin foto's, citaten en lijsten met bekenden
van de gestorvene moeten bijdragen aan de vergroting van diens belang.
Internet is om twee redenen voor dodenverering het middel bij uitstek:
de hagiografie kan uiterst individualistisch, ongebreideld en
desgewenst rijk geïllustreerd de wereld in worden gestuurd, en aan
het cybergraf kunnen nog tot in lengte van dagen blijken van deelneming
worden geuit. "Helaas blijven de herinneringen aan een individu slechts
een generatie bestaan", zet een van de Online Memorials zijn
doelstelling uiteen. "Het is tragsch dat we vaak meer weten over
beroemdheden die vroeger leefden dan over onze eigen grootouders of
overgrootouders." Deze site, Living Tributes, beoogt daar wat aan te doen door ten minste
meer dan één generatie lang online te blijven.
Weer en wind weerhouden de bezoeker van de virtuele dodenakker niet, er
gelden geen sluitingstijden en het gepachte cybergraf vereist
nauwelijks onderhoud. Hierop voortbordurend kwam Crematorium Daelwijk
te Utrecht op het idee, voor wie lijfelijk verhinderd is, de gehele
uitvaartplechtigheid alvast via Internet te visualiseren. Nu rest nog
een ding om aan de openbaarheid prijs te geven: het sterven zelf.
*)'Geschiedenis van het persoonlijke leven', Georges Dubuy en Philippe
Aries, Agon, 1989
Een lijst met Online Memorials is te vinden via:
http://dir.yahoo.com/Society-and-Culture/Death-and-Dying/Memorials/Online-Memorials/
|
|