C O L U M N S  
NIEUWS  |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

DE DRAAD
Eerder verschenen
columns

De column De Draad verschijnt vijf keer
per week.
Lees De Draad en

schrijf Tom Rooduijn rooduijn@nrc.nl

JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG


T O M   R O O D U I J N


9 september 1999

Wat vooraf ging: In het middeleeuwse Italiaanse dorpje Fanghetto vestigden zich sinds de jaren zestig steeds meer Nederlanders. De oorspronkelijke bewoners, uitgedund door trek naar de stad en overlijden door ouderdom, probeerden zich te schikken naar de liberale zeden en gewoonten van de nieuwe huiseigenaren die langzaam maar zeker in de meerderheid raakten.

Fanghetto (3)


De aanvankelijk vriendschappelijke betrekkingen werden in de loop der jaren zakelijker. Het groeten in de straat bleef; het daarop volgende praatje werd minder vanzelfsprekend. Zelfs mijn vader kreeg, hoewel zijn contacten hartelijk bleven, niet zo vaak meer manden en flessen met de opbrengst van het land aangeboden. Boerenhuizen gingen voor steeds hoger bedragen van de hand, het opknapwerk werd geprofessionaliseerd. 's Zomers speelden weer kinderen op het Piazza del Populo, maar niet de nazaten waarop de oude Italianen ooit hun hoop hadden gevestigd. Er kwam een weg naar het dorp waardoor de téléférique, de kabelbaan voor zware goederen naar de overkant van de vallei, kon worden ontmanteld. Na de elektriciteit en de weg betekende de komst van stromend water een nieuwe omwenteling. Voor het dorp, waar nog de overblijfselen van een bakkerij, een schoenlapperij en een danslokaal te vinden waren, kreeg ineens de middenstand weer belangstelling. Een jonge telg van de familie Trucchi opende er zijn 'A Cantina de Guanin', een restaurant met eenvoudige streekspecialiteiten: forel, rosbief en konijn.

Zoals in elk dorp deden ook hier roddels de ronde, en, als in het oerverhaal Romeo en Julia, betrof het vaak een geval van opbloeiende romantiek tussen vertegenwoordigers van de beide gemeenschappen. Zoals mijn vader baanbrekend was in zijn belangstelling voor het dorp, was hij dat ook in de grensoverschrijdende liefde. Een vrouw uit het naburige Dolceaqua was na een avontuur met hem zo vastbesloten, dat ze mijn vader tot in Amsterdam nareisde om hem zijn ja-woord te ontfutselen. Veel gegiecheld werd er ook om Guanin's verlegen broer Roberto die zou zijn verleid door een danseres uit Wuppertal, louter om als verwekker te dienen van het kind waarnaar de vrouw en haar vriendin al jaren hunkerden. Een groter contrast was bijna niet denkbaar tussen de in overwegend grijs en zwart geklede autochtonen en de Nederlandse psychiater, die zich op het hoogtepunt van de Bhagwan-rage met zijn gevolg in oranje jurken aandiende.

Na de kunstenaars hadden ook medici, journalisten en politici in het dorp hun intrede gedaan. Dat leidde tot kruisbestuivingen als een door een journalist en een politicus geschreven 'Zomerthriller', nadat zij er de hete zomer van 1980 gezamenlijk doorbrachten. Tegen het broeierige decor van Fanghetto figureren hierin vertegenwoordigers van alle aanwezige - en al of niet in oranje gehulde - beroepsgroepen. Het boek eindigt apocalyptisch met het in de brand vliegen van het oude dorp. Om de hilarische toon te typeren: "De Italianen mogen hun huizen niet meer in. Het is te gevaarlijk. Verloren staan de oudjes op het Piazza del Populo tussen de dure spullen van de vluchtelingen die niet weten hoe gauw zij naar Nederland kunnen afreizen." Binnenkort verschijnen de memoires van een oud-directeur van de kleinkunstacademie, die in het dorp geruime tijd permanent verblijft en er veel van zijn pupillen ontving. Als in dat boek Fanghetto voorkomt, biedt het hopelijk een realistischer beeld van deze wonderlijke enclave.

Brusse & Van Thijn, 'De dorpelingen van Innocento; Een zomerthriller', Van Gennep, 1981

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)