C O L U M N S  
NIEUWS  |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

DE DRAAD
Eerder verschenen
columns

De column De Draad verschijnt vijf keer
per week.
Lees De Draad en

schrijf Tom Rooduijn rooduijn@nrc.nl

JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG


T O M   R O O D U I J N


8 september 1999

Wat vooraf ging: In het Noord-Italiaanse gehucht Fanghetto nabij de Franse grens, waar 35 jaar geleden schrijver dezes' vader een vakantiehuis kocht, is veel veranderd. De bevolking, die ooit uit enkele honderden mensen bestond, verdween: de jongeren trokken naar de stad, het handvol ouderen dat bleef is in de afgelopen decennia overleden.

Fanghetto (2)


De overdracht van Genio's huis, voor een uitsluitend in Lire's aanzienlijk bedrag, werd gevierd in zijn 'buiten' bij Ventimiglia met veel pastagerechten en wijn beide van eigen makelij. Zoals de stadsmens hunkert naar een verblijf in landelijk isolement, bracht de 'herenboer' van Fanghetto zijn vrije tijd liever door in een stedelijke omgeving. De stad, vonden ze in die streek, daar trok je naartoe zodra je je het kon veroorloven. Dat er ooit nog iemand belangstelling zou hebben voor de vervallen en winddoorblazen bouwwerken van hun voorouders konden de dorpsbewoners zich niet voorstellen. Het dorp stond voor misère en ongemak: Altijd sjouwen over het ezelspad door de vallei. Geen stromend water. Geen elektriciteit. Zich daar vrijwillig aan onderwerpen, dat deed alleen die ene stapelgekke Nederlander.

Bij de koop had Genio mijn vader gezegd dat hij van oudsher het vak van metselaar verstond. Met zijn broer Lorenzo veranderde hij de ruïne met het stevige dak binnen een jaar in een bruikbare, witgepleisterde woning met terras, dat een weids uitzicht bood over het Roya-dal. Er ontstond een warme band tussen mijn vader en de boerenbevolking: ze schonken hem ruimhartig van de opbrengst van de oogst, zozeer zelfs dat soms mijn vader en zijn echtgenote zich geen raad meer wisten met alle kersen, tomaten, mispels, druiven en olijven. 's Avonds op het dorpsplein was mijn vader te vinden temidden van de vermoeide boeren, pratend over de hitte van de zon, de geringe omvang der olijven en de Franse taal, die, naar hun overtuiging, anders dan het Italiaans, moeilijk was want hij wordt niet geschreven zoals 'ie wordt uitgesproken.

Maar zoals elke idylle kende ook deze een schaduwzijde. In het kielzog van mijn vader ontstond, aanvankelijk vanuit het toneelgezelschap waar hij werkte, een gestaag groeiende groep Nederlanders die na een bezoek aan Fanghetto door koopkoorts werd bevangen. De boeren wisten niet wat hen overkwam: regisseurs, actrices, dansers en ander frivool volk toonden belangstelling voor zelfs de meest onooglijke caves. Zelfs vanuit Amerika arriveerden theatermakers: een vriendenstel dat er zijn laatste jaren wilde doorbrengen. De veelal van moderne media verstoken bewoners schrokken aanvankelijk van de zeden en gebruiken van hun nieuwe buren. Primitieve boerenwoning werden met behulp van veel marmer omgebouwd tot paleisjes waaruit tot het eerste hanengekraai aria's opklonken. Ineens lagen er, even voorbij de olijfgaarden, volwassen mensen bloot aan de rivier. Van veel nieuwe bewoners, ontdekten de Italianen, was onduidelijk in welke betrekking zij nu met elkaar en hun kinderen stonden. En wat de wijn betreft: ze hielden van een goed glas wijn, maar konden niet tippen aan de dorst van die Nederlanders.

(wordt vervolgd)

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)