C O L U M N S
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
DE DRAAD
JL HELDRING
|
7 september 1999
Fanghetto
Waar ik met vakantie ben geweest, willen verscheidene lezers weten, en
of ik daar on-line ben geweest. Vooruit dan maar, dit is tenslotte de
tijd dat iedereen met vakantieverhalen en foto's op de proppen komt.
Terwijl in Los Angeles de eerste Internetverbinding jubileerde, dertig
jaar geleden uitgevoerd in het laboratorium van (thans)
computerprofessor Len Kleinrock, herdacht ik in het Italiaanse dorp
Fanghetto het feit dat ik daar dertig jaar geleden voor het eerst voet
aan wal zette. Inmiddels is daar bijna net zoveel veranderd als op het
in aanleg voor Defensie bedoelde net.
Op de lage stenen omheining van het Piazza del Populo verzamelde zich destijds tegen de avondschemering de voltallige bevolking: twee echtparen en een handvol alleenstaanden, van wie de ene helft de naam Viale en de andere helft de naam Trucchi droeg. De meesten waren arm, allemaal waren ze familie en zo spraken ze ook met elkaar, in zangerig argot, of ze speelden een partijtje jeu de boules. Soms luisterden ze naar klarinetmuziek van Antonio, de mannen keken dan hoopvol naar diens Franse vrouw die soms bereid was er scabreuze liederen bij te zingen. Wie nu naar het hoog boven het dorp uittorenende kerkhof gaat, kan ze er allemaal zien, op geëmailleerde foto's: Genio en Yolanda, Antonio en Marie-Antionette, Lorenzo, Giovanni, Georgina, Amalfia en hun nichten, neven, zusters en broers. Ze zijn bijgezet in familiegraven van verfijnder materiaal dan waarvan hun eigen huizen ooit waren opgetrokken. Verweerde portretten van Viale's en Trucchi's uit de vorige eeuw herinneren aan een bloeitijd van het dorp die hun kinderen alleen van horen zeggen kenden. Van de drie broers Trucchi benaderde Genio het meest de status van herenboer. Hij bezat een huis aan het Piazza, een huis in Ventimiglia, een stuk vruchtbaar land met woning aan de noordzijde van het dorp evenals verscheidene olijfgaarden aan de overkant van de rivier. Bovendien had hij de meeste zeggenschap over de 'Téléférique', een kabelbaantje dat het dorp met een parkeerplaats aan de weg verbond. Voor duizend lire ontgrendelde Genio een levensgroot wiel en draaide hij hevig zwetend zwaar materiaal en proviand naar boven. Toen mijn vader hem in 1965 vroeg of hij onroerend goed bezat dat hij van de hand wilde doen, nam Genio hem mee naar een ruïneus pand in het dorp, pakte een flinke kei, wierp die op het dak en zei: kijk, dit huis is goed, het stort niet in. (wordt vervolgd)
|
Bovenkant pagina |