C O L U M N S  
NIEUWS  |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

DE DRAAD
Eerder verschenen
columns

De column De Draad verschijnt vijf keer
per week.
Lees De Draad en

schrijf Tom Rooduijn rooduijn@nrc.nl

JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN


T O M   R O O D U I J N


2 februari 1999

Internetgemeenschap (2)


Gisteren ging deze rubriek over het streven van de Nederlandse 'chapter' van de Internet Society om iedere Nederlander een e-mail-adres te geven. In de Volkskrant van vanmorgen legt Jan Prins, directeur van de Internet Society Nederland, samen met bestuurslid Guikje Roethof uit wat hij met die geste bedoelt.

In hun stuk concluderen Prins en Roethof dat de onstuitbare groei van internet voor een belangrijk deel is te danken aan de populariteit van het e-mailen. Met een beroep op de 'Wet van Metcalf' (de waarde van een infrastructurele voorziening wordt bepaald door de mate van gebruik ervan) en een opsomming van de voordelen van e-mail typeren de auteurs elektronisch post als de 'killer application' van de elektronische snelweg. Niet voor 'amusement' of 'informatie' maar voor e-mail zullen veel mensen in de komende jaren een Internet-aansluiting willen, voorspellen Prins en Roethof.

'Slechts' twintig procent van de Nederlanders deelt in dit gemak; daarvan zijn de meesten volgens de twee 'helaas' hoger opgeleid en beter gesalarieerd. ,,Van de personen met een inkomen van meer dan tweemaal modaal blijkt reeds zo'n 40 procent online'' te zijn, citeren Prins en Roethof een onderzoek, ,,terwijl modaal en lager niet verder komt dan 9 procent. Het beeld is nog schrijnender als men beseft dat hier ook nog alle studenten onder vallen.'' Als oorzaak van al dit onrecht worden door de ISOC-woordvoerders de hoge kosten van apparatuur, aansluiting en gebruik (F 250,- per maand) aangewezen. 'Extra beleid' is dus noodzakelijk, meent de ISOC: iedereen een e-mail-adres ,,voor een optimale deelname van alle Nederlanders aan de informatiemaatschappij''.

Een merkwaardige redenering: vooral door de elektronische post is internet zo'n succes, dus moet de overheid de nog niet aangeslotenen maar een e-mail-adres aanbieden. Nog afgezien van het feit dat iedere belangstellende bij 'free-mail'-aanbieders allang een gratis e-mail-adres had kunnen aanvragen (zie De Draad van gisteren), is het ISOC-streven vooral een wassen neus omdat e-mail niets te maken heeft met 'deelname aan de informatiemaatschappij'. E-mail is 'communicatie' en juist daarin maakt Nederland op dit moment een ongekende bloei door: er is nog nooit zo veel afgekletst als tegenwoordig. Dagelijks staan de kranten vol met advertenties voor babbelboxen en mobiele telefoons; op straat, op kantoor en in het openbaar vervoer worden we van het resultaat steeds hinderlijker deelgenoot gemaakt. De modale Nederlander heeft niet eens de tijd om ook nog eens te e-mailen - laat staan om aan de 'informatiemaatschappij' deel te nemen.

Toch weet mijn gewaardeerde collega Michiel Hegener ,,zeker dat de ISOC geen anachronisme is'', zoals ik gisteren stelde. Hij mailt mij, zojuist teruggekeerd van een reis door Afrika 'om het internetgebruik aldaar te beschrijven' (o.a. voor OnTheInternet, het tijdschrift van de ISOC), ,,dat er nog heel veel gedaan moet worden om het Internetgebruik in Afrika te bevorderen, niet alleen in aantallen mensen met toegang, maar ook in het wijzen op de mogelijkheden en het geven van toegang aan groepen/individuen die er juist geen toegang toe kunnen krijgen: geografisch geïsoleerde groepen in onbekabelde gebieden (= ongeveer 95 procent van de ontwikkelingslanden) en groepen/individuen die bonje hebben met de Internet-controlerende autoriteiten. De ISOC in het algemeen en OnTheInternet in het bijzonder geven daaraan veel aandacht. Zie o.m. het nov/dec-nummer dat geheel aan Internet in ontwikkelingslanden was gewijd.''

Maar Hegener is het met mij eens, dat in Nederland het internetgebruik geheel op eigen kracht kan uitbreiden. Wie wil 'deelnemen aan de informatiemaatschappij' moet daar maar een zakcentje voor over hebben. ,,Dat Prins van ISOC-Nl. dat anders ziet, mag je de ISOC niet aanrekenen. Zoals de voorzitter van het ISOC-chapter in Uganda me zei: 'Het grote probleem [in Afrika] is het bereiken van een kritische massa.' De ISOC maakt zich daar sterk voor.''

Het standpunt van de ISOC Nederland doet denken aan dat van PvdA-voorman Den Uyl in de late jaren zestig: iedere arbeider een auto. Dertig jaar later is niet alleen de fysieke, maar ook de technologische mobiliteit in Nederland een feit. Uitsluitend als het ontwikkelingslanden betreft, is het stimuleren van internetgebruik een zinvol streven.

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)