C O L U M N S
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
DE DRAAD
JL HELDRING
|
18 november 1998
Computeronderwijs
'Computeronderwijs' zoals ik dat via mijn zoon - leerling in de derde groep van de basisschool, met één computer op ruim dertig leerlingen - heb leren kennen, komt neer op het uitvoeren van precies hetzelfde lesprogramma als op papier: letter- en cijferherkenning, waarna het aanduiden of invoeren van de juiste woord- en getalscombinaties. Opvallend is ook de gelijkenis bij de meer onderhoudende 'educatieve software' met de papieren variant: doolhofjes, verbinden van oplopende cijfers tot een tekening ontstaat, aanwijzen welke lettergrepen bij een plaatje horen, etcetera. Wat voegt de computer dan eigenlijk toe aan het reguliere basisonderwijs? Ten eerste het feit dat de computer de fouten van de leerling direct registreert. De computerleerling wordt beloond als het goed is en krijgt een foutmelding bij een verkeerd antwoord. Dat voordeel betreft niet zozeer de leerling, maar de overbelaste leerkracht die aldus een - relatief klein - deel van de individuele begeleiding en het nakijkwerk aan onze elektronische vriend kan overlaten. Dan zou er het voordeel zijn van de leerling die zo jong al handigheid ontwikkelt met muis, toetsenbord en beeldscherm. Natuurlijk: jong geleerd, oud gedaan geldt ook voor technologische nieuwigheden, maar hele generaties gaan nu moeiteloos met de computer om die op lagere of middelbare school noch in het hoger onderwijs ooit met een computer in aanraking kwamen. Die eis voor ten minste drie computers per klas is verbonden aan een modieus soort bijgeloof in de zegeningen van het nieuwe. De aanwezigheid van het apparaat zelve is voldoende om het technologische geweten te sussen en niet voor ouderwets te worden versleten; weinigen bekommeren zich om de vraag wat er vervolgens eigenlijk met dat apparaat moet worden uitgevoerd. Is er voldoende en geschikte software voorhanden? Die vraag lijkt me belangrijker dan het 'ding an sich' - ook de wijze in aanmerking genomen waarop op de school elk dubbeltje moet worden omgedraaid en voor veel fundamenteler voorzieningen als de inrichting van het klaslokaal al inzamelingsacties moeten worden georganiseerd. Vooral voor de hogere klassen wordt door de computerdwepers een aansluiting op het Internet als een absolute 'must' gezien. Het PvdA-Kamerlid Barth heeft dit weekeinde in het 'Vlugschrift', de wekelijkse fax-krant van de partij, het 'onacceptabel' uitgesproken over de nieuwe bestemming van de (VVD-)minister. Er dreigt volgens het Kamerlid een achterstand tussen de - in het kader van een proefproject - wèl al met drie computers per klas uitgeruste scholen en de scholen zonder dat aantal. Sterker nog: er komt op deze manier een 'tweedeling in kennis'. Internet-goeroe Maurice de Hond valt zijn partijgenoot bij, met de voorspelling dat die tweedeling zich gaat ontwikkelen naar de inkomensverhoudingen van de ouders. Uitvoering van Hermans' plannen betekent ,,dat jongeren op uit de rijke gezinnen beter voorbereid zijn op de moderne arbeidsmarkt''. Volgens J. Tichelaar van de Algemene Onderwijsbond moet Hermans òf het geld voor computers voor alle scholen alsnog fourneren, òf de reeds overvloedig in de proefklassen aanwezige computers opnieuw verdelen - waarbij hij de voorkeur geeft aan de eerste optie. Hoe nu? Op de bij het 'proefproject' aangesloten scholen zitten blijkbaar bevoorrechte leerlingen met welgestelde ouders? Dat is bepaald niet fraai, en ook om onderzoekstechnische redenen uiterst onverstandig (de uitkomst geeft een verre van representatief beeld). Dáár zou het Kamerlid Barth eens een vraag over moeten stellen! Het plan van minister Hermans om het geld eerst te besteden aan ondersteuning van het computeronderwijs, door werving van deskundigen en het ontwikkelen van software en een 'kennisnet', lijkt me juist erg verstandig. Zoals in het verleden in elke klas een radio en later een televisie met videorecorder stond, hoort in de klas van deze tijd ook een computer. Wanneer het in het lesprogramma past, kan van deze apparaten gebruik worden gemaakt. Maar een volstrekt blind varen op een royale aanwezigheid van de computer in elke klas is dom. De Nederlandse praktijk wijst uit dat veel computers in de klas niet worden gebruikt, dat ze bij storingen niet worden gerepareerd en dat deugdelijke programma's ontbreken. In angelsaksische landen - altijd als lichtend voorbeeld genoemd -bestaat die ondersteuning wèl en kunnen via eigen onderwijs-netwerken de actueelste programma's worden 'opgehaald' en uitgewisseld. Het gaat in het onderwijs in de eerste plaats om de leerkracht en zijn of haar persoonlijke inzet en enthousiasme om de stof op leerlingen over te brengen. Elektronica zijn daarbij niet meer dan praktische hulpmiddelen. Die hulpmiddelen moeten geen afdankertjes zijn en dienen te zijn voorzien van goede programmatuur en ondersteunend personeel. Wordt aan die eis niet voldaan, dan hebben zelfs dertig computers per klas geen enkele zin. Ik ben pas bereid me weer voor het PvdA-standpunt inzake computeronderwijs te verdiepen als deze partij zijn Vlugschift per e-mail verstuurt.
|
Bovenkant pagina |