C O L U M N S
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
DE DRAAD
JL HELDRING
|
16 november 1998
Drekverspreiding
De Internet-afkorting IPS, voor Internet Service Provider, zou volgens Smits terecht ook wel worden verbasterd als 'Infernal Swill Propagators' en de Global Village zou op Internet verworden tot een 'Global Nightmare on Elm Street'. Inderdaad is op Internet veel te vinden dat de grenzen van de goede smaak overschrijdt (de adressen zal ik hier niet noemen). Er is een site die zich bekwaamt in het uitloven van een prijs aan de meest onfortuinlijk om het leven gekomen wereldburger, er zijn sites die zich bekwamen in het begluren van de medemens in haar meest intieme omstandigheden en er is gedetailleerde documentatie voorhanden voor wie een gehaat persoon efficiënt om zeep wil helpen. Moeten we daarom het Internet als geheel veroordelen als een bedenkelijk, onbetrouwbaar trefpunt van zieke zielen? Inderdaad vormt het medium óók het trefpunt van agressieve hooligans, of van liefhebbers van 'broodje aap'-verhalen. In deze rubriek heb ik me eerder verbaasd en opgewonden over de griezelige rechts-radicale, neo-fascistische en racistische gedachten en ideeën die via dit medium worden verspreid. Het is evenmin verheffend dat serieuze zoekopdrachten vaak stranden bij obscure sekssites, en dat Internet langzamerhand distributiekanaal is geworden van handelaren in wapens, drugs en medicijnen die in de meeste landen verboden zijn. Maar moet daarom het hele Internet op de helling? ,,Wie kun je vertrouwen als het Internet in het spel is?'', vraagt Rik Smits zich af. ,,Niemand, lijkt het.'' Zijn betoog mondt uit in een aanklacht tegen de browser-leveranciers die het derden mogelijk maken het persoonlijke surfgedrag te inspecteren. Dat is natuurlijk niet goed te praten, al kan ik mij niemand voor de geest halen van wie ik het 'persoonlijk surfgedrag' nu eens haarfijn zou willen uitpluizen. Wat iemand in zijn vrije tijd doet behoort niet tot het publieke domein; wij hebben niets te maken met waar wie dan ook op Internet graast, zomin als het onze zaak is wat of met wie iemand in zijn vrije tijd correspondeert, telefoneert, faxt of e-mailt. Internet-providers moeten, evenals de leveranciers van bladeraars, de gebruiker zo spoedig mogelijk een absolute privacy-garantie bieden. Maar de klacht dat op Internet niets betrouwbaar en alles een 'heilloze drekverspreiding' (Smits) is, slaat nergens op. Het aardige van Internet is nu juist, dat de 'betrouwbaarheid' van sites zich zo gemakkelijk laat doorzien: die valt samen met het instituut of het individu dat de informatie verspreidt. Vergelijk het met een kiosk waarin allerhande kranten, blaadjes en pamfletten verkrijgbaar zijn. Zoals elk weldenkend mens de uitgave van een - ik noem maar wat - in neo-fascistische, ultra-sensationele of in grote borsten gespecialiseerde uitgeverij kan onderscheiden van een Time of de International Herald Tribune, zo wordt de Internet-gebruiker ook in staat geacht het broodje-aap-verhaal van een of andere gek anders te beoordelen dan de berichtgeving van van CNN of - ik noem weer een zijstraat - deze krant. Smits vindt dat de scholieren die straks in het 'studiehuis' informatie op Internet moeten vergaren, tegen misinformatie moeten worden beschermd; ik denk dat ze moeten leren rommel van bruikbare feiten te onderscheiden - net als bij gedrukte informatie. De distributiewijze doet er niet toe. Om het gehele Internet te beschuldigen van drekverspreiding omdat zich daar een groot aantal idioten manifesteert, is een aan naïveteit grenzende generalisatie.
|
Bovenkant pagina |