C O L U M N S  
NIEUWS  |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

DE DRAAD
Eerder verschenen
columns

De column De Draad verschijnt vijf keer
per week.
Lees De Draad en

schrijf Tom Rooduijn rooduijn@nrc.nl

HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN


T O M   R O O D U I J N



9 april 1998

De nieuwe ongeletterdheid (slot)


Stroom is een eerste levensbehoefte voor wie zich ,,als een spin in het web'' van de media bevindt.

De hele dag al lopen door mijn huis electriciens vergeefs te zoeken naar een kortsluiting. Even krijg ik de tijd om dankzij een noodvoorziening iets te doen. De Draad van vandaag bestaat geheel uit de boeiende en relativerende reactie van Jan Krol op mijn stukje van 2 april over de 'nieuwe ongeletterdheid'. De titel is van Krol zelf.

Als een spin in zijn web

Vroeger zag ik op TV wel eens tekenfilmpjes van La Linea. Korte filmpjes over een figuurtje, gevangen in één getekende lijn , dat mopperend en scheldend opportunistisch zijn weg zocht in een eendimensionaal universum. Gebeurtenissen, tijdsverloop en plaats van handeling kregen hun plaats in een lineair continuüm dat geen ontsnappen toestond.

Dit was de eerste associatie die bij mij opkwam bij het lezen van de column van Tom Rooduijn in de NRC van donderdag 2 april. De column ging over het verschijnsel dat jongeren die gewend zijn aan en veel geleerd hebben via "interactieve, niet-lineaire informatieoverdracht" en volgens hun leraren in de VS, en misschien ook wel in Nederland, niet meer het geduld hebben om lineair verpakte informatie tot zich te nemen. Hij werpt dan onder meer de vraag op: Heeft de interactieve non-lineaire informatieoverdracht ook in Nederland tot gevolg dat jongeren niet meer in staat zijn boeken te lezen? Wat is lineaire informatieoverdracht? Eerst moet je dit weten en dan dat. De richting van de informatieverwerving wordt niet bepaald door de verwerker van die informatie, maar door degeen die die informatie voortbrengt. Dat kunnen leraren op een school zijn, maar ook schrijvers van leerboeken of de massamedia uit mijn jeugd. Een voorbeeld om dat laatste te verduidelijken.

Toen ik een jaar of 15,16 was, kochten mijn ouders een TV en kreeg ik op mijn kamer de beschikking over een radio; dat was nog eens lineaire informatieoverdracht! Lekker zappen op de TV was er nog niet bij met de twee zenders die onze TV kon ontvangen. En dan die radio: hoorspelen als Biels & Co (tamelijk melig) of Paul Vlaanderen (fantasierijk en spannend) boden geen enkele gelegenheid om even vooruit of terug te spoelen, of - belangrijker nog - de pauzetoets in te drukken en over te schakelen naar een programma over de organisatiestructuur van familiebedrijven (Biels & Co) of in het geval van Paul Vlaanderen een programma over NASA of het Apollo-project.

Die - toen nog - moderne media waren mij te lineair (al kende ik dat woord nog niet in de huidige betekenis). Mijn ideale media waren destijds boeken, kranten en weekbladen in de Openbare Bibliotheek en de encyclopedie op de kamer van mijn vader. Die zogenaamd ouderwetse media vormden een soort netwerk, dat ik op elke gewenste plaats kon binnenstappen en waarin ik me in elke door mij gewenste richting (en tempo) kon voortbewegen.

De (mislukte) proef met fruitvliegjes voor biologie zorgde ervoor dat ik de lemma's voor Drosophila, Genetica (en toen ook maar even Genitaliën), Mendel, Normaal- verdeling, Gauss, Heterozygoot, Homozygoot en Homoseksualiteit bezocht. Na een half uurtje lagen er dan zo'n tien delen van de dikke Winkler-Prins geopend op de grond en in die doolhof stuiterde ik van de ene naar de andere vindplaats voor genot.

De Dapperstraat van J.C. Bloem was voor mij het startpunt van een reis langs de kaart van Amsterdam, publicaties over de generatie van '10, Winkler-Prins-lemma's over Bloem, Vorm of vent, Neo-Romantiek, Romantiek, Clara Eggink en dan weer andere gedichten van Bloem (Bemuurde Weerd leidde nog tot een fietstocht naar Utrecht) enzovoort.

Elke tekst die ik opensloeg, kon het begin worden van een nieuwe reis langs andere teksten, kaarten en plaatsen. Later ging dit bij mij ook zo met platen en cassettebandjes en concerten. Muziek die voor mij nieuw was, deed het goed als ik dat nieuwe weer kon verknopen met andere vindplaatsen van genot.

Hoe zit dat nou met de verhouding tussen interactieve non-lineaire informatie- overdracht en het lezen van boeken? Mensen die het leuk vinden om boeken te lezen, lezen vaak niet-lineair. Terugbladeren, in het midden beginnen, wegdromen bij een passage, boeken en kaarten erbij slepen, 'jezelf identificeren met een personage'... het zijn allemaal activiteiten die duidelijk maken dat lezen zo boeiend is als het geen lineair proces hoeft te zijn. Examenkandidaten die in tijdnood nog honderden bladzijden 'productie moeten draaien', kunnen erover meepraten hoe vervelend lezen kan zijn als het wel tot een lineair proces verwordt.

Veel mensen zijn niet in staat plezier te beleven aan het lezen van boeken. Dat kan te maken hebben met Annie M.G. Schmidts onderscheid tussen leef-kinderen en lees-kinderen. Dat kan ook te maken hebben met het feit dat veel niet-lezers nu juist de vaardigheid missen (of afgeleerd hebben) zich persoonlijk op te laten nemen in een doolhof en die te ervaren als het rijk der vrijheid.

Web-surfers, muziek-adepten en boekenwurmen hebben dit gemeen dat ze hun persoonlijke (hyper-)links maken en zoeken in een subcultuur waar ze zich persoonlijk toe aangetrokken voelen. Een aantrekkingskracht die niet alleen verankerd is in het 'onderwerp' van de subcultuur (literatuur, muziek, of 'iets met computers' ), maar vooral in de structuur (een netwerk, waaraan je kunt deelnemen op jouw voorwaarden).

Terug naar de vraag aan het begin van dit stukje. Wie zich afvraagt of de bereidheid of het vermogen tot het lezen van boeken geschaad wordt door verwenning met niet-lineaire vormen van van informatieoverdracht, heeft niet begrepen wat er leuk is aan lezen (en wat er aan te leren valt).


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)