C O L U M N S  
NIEUWS  |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

DE DRAAD
Eerder verschenen
columns

De column De Draad verschijnt vijf keer
per week.
Lees De Draad en

schrijf Tom Rooduijn rooduijn@nrc.nl

HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN


T O M   R O O D U I J N



17 maart 1998

Het mediaterras


Medianieuws gaat vaak over wat wel of niet is toegestaan. Meestal wordt iets dat clandestien begint van lieverlede door de wetgever erkend, soms ook wordt een media-initiatief in de knop gebroken. Het is als met terrassen in een Nederlandse stad: de uitbater van een café neemt met een groeiend aantal stoelen en tafeltjes het trottoir voor zijn uitspanning in beslag, daarna wacht hij af of zijn nieuwe territorium door de controle-instanties wordt erkend - wat vaak het geval is.

Het omgekeerde komt ook voor: wat door de eerste gebruiker lange tijd als exclusief terrein werd beschouwd, moet ineens met anderen worden gedeeld. Neem de programmagegevens, waarvan de publicatie jarenlang was voorbehouden aan de publieke omroepen. De afgelopen decennia hebben verscheidene bladen en kranten vergeefs geprobeerd dat te doorbreken. De introductie van commerciële televisie ondermijnde ook op dit vlak het primaat van de omroepverenigingen. In 1998 verkeert het 'omroepbladenstelsel', zoals het mediabestel ook wel wordt genoemd, in zijn nadagen, en het is niet waarschijnlijk dat het de eeuwwisseling nog haalt. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft - voorlopig - geconcludeerd dat de afscherming over-en-weer van de gegevens van de publieke en de commerciële omroep misbruik is van de 'economische machtspositie'. De Telegraaf jubelde vanmorgen dat de omroepgids die het dagblad in voorbereiding heeft nu eindelijk gestalte kan krijgen.

Omroep begon in Nederland, zoals in de meeste andere Europese landen, vanuit een door de wetgever beschermde monopoliepositie, die langzamerhand, door privatisering en particulier initiatief, moest worden prijsgegeven. Op Internet doet zich een omgekeerde ontwikkeling voor. Dit medium ontstond vanuit een volstrekte anarchie en het dreigt langzamerhand aan steeds meer nationale en internationale wetgeving te worden onderworpen. Nu nog is Internet, door het nieuwe, veelkoppige en grensoverschrijdende karakter ervan, voor overheden en wetgevende instanties een ongrijpbaar monstrum. De voorbeelden zijn bekend: kinderporno, racisme en 'versleutelde' criminele communicatie tieren er welig. Tot nu toe hebben pogingen om greep te krijgen op bedenkelijke uitingen in nieuwsgroepen, op home-pages en in e-mail-contact weinig uitgehaald. De gestaalde Internet-kaders staan een liberale, zelfregulerende status voor; daarin worden ze vooralsnog door de praktijk van oncontroleerbaarheid ondersteund.

Maar hoe lang nog? In Nederland is het even, met goedvinden van de machtige auteursrechtenorganisatie BUMA/Stemra, mogelijk geweest de nieuwste hits van het net te plukken om ze thuis, in cd-kwaliteit te kunnen afspelen. De 'virtuele jukebox' die provider Planet Internet hiertoe openstelde, raakte door de grote belangstelling overbelast. Het is evident dat door deze vorm van muziekdistributie een keten van instanties inkomsten derft: de detailhandel, de platenmaatschappij en de makers van de muziek: componisten, uitvoerenden en tekstdichters. Aan de 'tijdelijke regeling' tussen de providers en BUMA/Stemra komt binnenkort een einde, mede onder druk van de Nederlandse en de internationale muziekindustrie. Deze korte periode van bandeloosheid in de verspreiding van popmuziek doet denken aan de periode dat particulieren via het kabelnet pornofilms konden verspreiden. Sinds de terughoudendheid in de bemoeienis van de overheid, moeten blijkbaar bij de komst van elk nieuw medium de grenzen van het toelaatbare steeds weer worden afgetast.

Op het Internet-terras zullen nog vele stoelen en tafeltjes worden bijgezet - en weer verwijderd.


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)