C O L U M N S  
NIEUWS  |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

DE DRAAD
Eerder verschenen
columns

De column De Draad verschijnt vijf keer
per week.
Lees De Draad en

schrijf Tom Rooduijn rooduijn@nrc.nl

HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN


T O M   R O O D U I J N



3 maart 1998

Het vraaggesprek


,,De dagbladen waren begin deze eeuw nog nauwelijks toe aan het interview-genre'', schreef Joris Abeling in de inleiding van zijn in 1994 bij Prometheus verschenen 'Interviews uit Nederland'. ,,Hoewel dit na de Eerste Wereldoorlog veranderde, was het een weekblad dat het interview in de jaren tien en twintig salonfhig maakte: de Haagsche Post (opgericht in 1914).''

Het was uitgerekend dit blad waarin de journalist Ischa Meijer, na een aanloopperiode bij De Nieuwe Linie, zijn naam als gevierd en gevreesd interviewer vestigde. Zijn pad neigde, via De Volkskrant, Vrij Nederland en de Nieuwe Revu, steeds meer naar radio en televisie. Zijn hart ging uit naar de bühne, ook letterlijk: een aantal keren stond Meijer in theatervoorstellingen op het podium; dan was hij de clown in de piste, waarop genadeloos werd geschoten - zoals hij eerder zelf de clowns onder vuur had genomen.

Na lezing van 'I.M.', waarin Connie Palmen de verhouding beschrijft die ze met Ischa Meijer had gedurende zijn laatste vier levensjaren, bekruipt mij allereerst het gevoel dat een grootser, meeslepender en alles-overbodigmakender liefde als die tussen Connie en Ischa nooit eerder heeft bestaan - en nimmer meer zal bestaan. Maar dat terzijde. Het vraaggesprek als journalistiek genre heeft in de afgelopen dertig jaar een enorme vlucht genomen - en Ischa Meijer is daar de verpersoonlijking van. Zelfs de volgorde van de media die hij bediende geven de ontwikkeling weer die het genre in die drie decennia doormaakte: van het weekblad naar de krant, van de radio naar de televisie. Inmiddels zijn alle denkbare vormen van het interview uitgeprobeerd en geïmiteerd, zijn de ondervraagden dermate op hun hoede en ligt het primaat zo volledig bij de televisie, dat men van goeden huize moet komen om nu het alerte bekentenis-interview la Meijer te evenaren.

Met de interviews die Meijer met beroemdheden maakte steeg zijn eigen beroemdheid, zeker toen hij wekelijks op de radio te horen en op de televisie te zien was. De interviewer als beroemdheid, dat is de paradox van het televisietijdperk. De functionaris die begin deze eeuw begon als een anonieme, bescheiden verslaggever, die met de hoed in de hand om belet kwam vragen bij de gezagsdrager, heeft zich ontwikkeld tot een gevreesde gesprekspartner, met wie de autoriteit eerst na een stevige mediatraining voor het voetlicht durft te treden.

Had 'I.M.' ook alle verkooprecords gebroken, als de protagonist van het boek, de interviewer, het niet tot beroemdheid had gebracht? Zeker is dat het boek dan veel van zijn pikante, welhaast sensationele glans had verloren. Het beeld van Ischa dat uit 'I.M.' oprijst is opgetekend door een verliefde vrouw; een ontroerend, maar onvermijdelijk ook gekleurd beeld. De zowel vriendschappelijke als professionele banden die schrijver dezes in de loop der jaren met Ischa onderhield, waren uiteraard van een volstrekt andere orde. Maar een Ischa zoals hij óók was, vilein en wellustig nieuwsgierig, herken ik in 'I.M.' niet helemaal terug. Alles mag, ook een heiligverklaring van je overleden geliefde in boekvorm. Ik denk alleen dat dit werk, dat pretendeert zeer dicht bij de werkelijkheid te staan, met een iets rijker geschakeerde portrettering van de hoofdpersoon had gewonnen.Igor Cornelissen doet in zijn zojuist verschenen 'Raamgracht 4', het tweede deel van zijn mémoires, Ischa Meijer af als ,,een begaafd rotzakje''. Dat is niet alleen onnodig kwetsend, het doet Ischa Meijer ernstig tekort. In de journalistieke geschiedenis zal Ischa zijn plaats vinden temidden van een klein aantal andere grootheden, die baan braken voor en hun stempel zetten op een genre, een uitgave of een programmareeks. De interviews van Ischa vormden een genre-op-zichzelf, waarvan hij de uitvinder was.

De beschouwingen in 'I.M.' over de scheidslijnen en verschillen tussen journalistiek en literatuur leidden uiteindelijk tot de vorm van het boek zelf: reportage-achtig. In die zin komt het boek in de buurt van het genre dat Igor Cornelissen in 'Raamgracht 4' beoefent. Het zoeken naar de uppercut die Connie Palmen, naar ik mij meen te herinneren, in haar boek uitdeelde aan Cornelissen, geef ik na een half uur op. Daarin schuilt een voornaam verschil tussen beide boeken: 'I.M.' ontbeert een register.

Eerder verschenen columns

Handelingen
(2 maart 1998)
Aanpassen? (2)
(27 februari 1998)
Openbaarheid
(26 februari 1998)
Aanpassen?
(25 februari 1998)
'Virtuele jood'
(24 februari 1998)
Overkill
(23 februari 1998)
Joris
(20 februari 1998)
Mediageweld
(19 februari 1998)
Kennisverspreiding
(18 februari 1998)
De Hans Brinkers-paradox
(17 februari 1998)
Internet-therapie
(16 februari 1998)
Lotgenoten
(13 februari 1998)
Verdiencapaciteit
(12 februari 1998)
De hiërarchie van het nieuws
(11 februari 1998)
Webvruchten
(10 februari 1998)
De lijnen van Nazca
(9 februari 1998)


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)