Nijmegen neemt in de heroïnehandel vergeleken met Arnhem een tweederangs positie in. Dit is vermoedelijk toe te schrijven aan het feit dat de Turkse gemeenschap in Nijmegen in hoofdzaak niet van Koerdische komaf is. Veel van de circa 3.500 in Nijmegen woonachtige Turken zijn zogenaamde Zwarte Zee Turken. Zij komen voornamelijk uit het oostelijke, bergachtige gedeelte. Enkele honderden zijn afkomstig uit een aldaar gelegen dorpje.
In het eerste begin van de opkomst van de heroïne in Nijmegen (medio jaren zeventig) was er «Chinese heroïne» op de markt. Enkele Molukse jongeren zouden actief zijn geweest in het verhandelen van heroïne in de stad. Niet lang hierna hebben enkele in Nijmegen woonachtige Turkse groepen de handel in en rondom Nijmegen gedomineerd. In de gesprekken komt naar voren dat de handel niet piramidaal georganiseerd is. Hoewel er enkele kernfiguren zijn rondom wie grote activiteiten gaande zijn, is de handel niet het exclusieve domein van enkele groepen. In plaats van groepen zou -volgens de respondenten- beter van «netwerken» gesproken kunnen worden. Het woord netwerken zou veel beter het los-vast karakter van de onderlinge relaties (vast op het moment dat het nodig is) tot uitdrukking brengen en bovendien de betrekkelijke openheid van de relaties aangeven. Hiermee brengt men onder woorden dat de activiteiten in de drughandel niet tot een kleine kring beperkt blijven die zich duidelijk afgrendelt van de buitenwereld, maar dat de spreiding onder leden van vooral de Turkse gemeenschap betrekkelijk groot is. De schattingen van betrokkenheid lopen sterk uiteen, maar over een ding is men het eens: betrekkelijk veel leden van de Turkse gemeenschap zijn vermoedelijk op enigerlei wijze betrokken bij de drughandel; ofwel door er direct economisch profijt uit te trekken, ofwel door op allerlei manieren hand- en spandiensten te verlenen aan de handelaren.
Op ons verzoek is door de Nijmeegse politie een uitdraai gemaakt van alle personen die in het bestand van de RCID Noot en in een bestand van de drugsafdeling (Druwa) Noot vanaf 1991 tot september 1995 geregistreerd werden. Vervolgens is geselecteerd op Turkse afkomst en enigerlei betrokkenheid bij drughandel (de zgn. MO-code verdovende middelen). Hieruit resulteerde dat momenteel 270 Turkse volwassen mannen in Nijmegen bij de politie geregistreerd staan vanwege enige betrokkenheid bij drughandel. De meerderheid van hen (ruim 60%) woont momenteel in Nijmegen, de overigen zijn, voorzover bekend, niet in Nijmegen woonachtig, maar wel actief in deze stad. Volgens opgave van de afdeling sociaal economisch onderzoek van de gemeente bedraagt het totale aantal volwassen Turkse mannen medio 1995 in Nijmegen 1.270. Voordat twee kopstukken worden beschreven, wordt eerst in vogelvlucht een beeld gegeven van de organisatie van de heroïne- en cocaïnehandel.
Hoewel de handel in heroïne en cocaïne door enkele Turkse groepen wordt gedomineerd, krijgen ook anderen
de ruimte zich met de handel in te laten. Het gaat om een groep kleinere handelaren (autochtonen,
Antillianen, Surinamers) die soms rechtstreeks heroïne of cocaïne «invliegen», dan weer bij grote leveranciers
in Nederland afnemen. De graad van organisatie en duurzaamheid van deze groepen zou volgens de politie
niet erg hoog zijn. Een uitzondering, wat duurzaamheid betreft, vormt een Nederlandse dadergroep, die zich al
jaren bezighoudt met het plegen van misdrijven, waaronder het verhandelen van cocaïne.
Deze kleine handelaren zijn in hoofdzaak aangewezen op de afzet op de lokale markt. De grootte van deze
markt is alleen bij benadering vast te stellen. Een aanknopingspunt biedt het aantal aanwezige
distributiepunten in de stad, dat wil zeggen plaatsen en panden waarvan bekend is dat verslaafden daar terecht
kunnen voor het kopen van cocaïne en heroïne. Volgens opgave van de politie zou het aantal plaatsen
momenteel 8 bedragen en het aantal drugspanden wordt op 31 geschat. Een tweede aanknopingspunt biedt
het aantal verslaafden. Volgens het Centrum voor verslavingszorg in Nijmegen waren in 1993 (het meest
recente gegeven) 477 drugverslaafden geregistreerd in de verslavingszorg dan wel bekend bij het
straathoekwerk. De politie stelt dat het aantal verslaafden in de periode 1990-1995 stabiel is gebleven en schat
het aantal tussen de 1.100 en 1.500. Anders dan in Arnhem maakt het Duitse achterland geen belangrijk
onderdeel uit van de vraagmarkt.
Lokale marktprijzen geven een indicatie over de eventuele aanwezigheid van krapte of overdaad aan de aanbodzijde. Uit het volgende overzicht blijkt dat de huidige prijzen ten opzichte van eerdere jaren gedaald zijn. Als de schatting van de politie juist is (constante vraag) zou de prijsdaling kunnen wijzen op een overvloedig(er) aanbod.
Tabel
Wat is er bekend van onderling geweld tussen rivaliserende criminele groepen op de drugmarkt? In de periode
1990 tot maart 1995 zijn 3 personen uit Nijmegen vermoord die «iets» met drugs uitstaande hadden. De
slachtoffers hadden de Turkse (2) en Marokkaanse (1) nationaliteit. In alle drie gevallen werd de vermoedelijke
dader geïdentificeerd; in een geval bleek sprake te zijn van een «ripdeal» tussen heroïnegebruikers, in de
beide andere gevallen bleken zakelijke respectievelijk relationele problemen tussen bekenden ten grondslag te
hebben gelegen aan de gebeurtenissen. Overigens betrof een geval de dood van een belangrijke, hieronder
nog te beschrijven, handelaar.
In geen van de drie gevallen is derhalve aangetoond dat er sprake is geweest van een doelbewuste liquidatie, die voortkomt uit conflicten tussen rivaliserende groepen of als een interne repressaillemaatregel bedoeld is. Recentelijk werd een vierde Nijmegenaar vermoord langs de autoweg in Duitsland auto aangetroffen, die een bekende van de politie was. Maar ook in dit geval zijn er slechts vage aanwijzingen dat zijn dood iets uitstaande zou hebben met de handel in drugs.
Toch is het in Nijmegen allerminst pais en vree tussen de personen die zich in het circuit van de drughandel begeven. Bij de politie zijn veel «harde» en «zachte» gegevens bekend over «afrekeningen en bedreigingen in het milieu» in de periode 1990 tot maart 1995. Hieruit komt naar voren dat er onderling veel gekrakeel is over niet-afgeloste drugschulden, ripdeals, ruzies en daaropvolgende wraakacties over vriendinnen, en dergelijke. Speciale vermelding verdient hierbij wederom de groep van personen rond een autochtone Nijmegenaar die in de afgelopen jaren een reeks van gewelddadige acties, die ook tegen personen uit het «milieu» gericht waren, heeft ondernomen.
In de gesprekken over de organisatie van de drughandel kwamen voortdurend de namen van twee in Nijmegen woonachtige Turken prominent naar voren. Beiden zijn eind jaren vijftig geboren in Turkije en op jonge leeftijd naar Nederland gekomen. Hiermee houden de overeenkomsten tussen beide personen op. De ene persoon zou al vanaf medio jaren tachtig heroïne invoeren en in Nederland verhandelen. Hij heeft recent enkele jaren gevangenisstraf uitgezeten, maar ook tijdens de detentie is zijn handel gewoon doorgegaan. Hoewel zelf niet van Koerdische afkomst, liet hij de import van heroïne altijd via Koerden verlopen; ofwel via de in Arnhem opererende Koerden (in het kader van een onderzoek tegen een aantal hunner is onze persoon politieel in beeld gekomen, vervolgd en gestraft), maar ook via directe contacten in Turkije.
De Turkse handelaar is een krachtpatser. Het is niet duidelijk geworden of hij hieraan zijn machtspositie te danken heeft. Voorzover bekend zou het netwerk rond zijn persoon uit ongeveer 25 personen bestaan. Deze vervulden uiteenlopen taken: leveren, verrichten van koeriersdiensten, opknappen van allerlei klusjes (loopjongens), afnemen (dealers), innen van schulden, etc. Deze personen behoorden bijna allen tot de in Nijmegen woonachtige Turkse gemeenschap. Over de omvang van de investeringen in Nederland bestaat geen volledige duidelijkheid. Vermoed wordt dat hij slechts enkele investeringen in Nederland heeft verricht in onroerend goed. Hij zou (indirect) eigenaar zijn van enkele snackbars en een discotheek. Over zijn vermogen en investeringen in Turkije is niets bekend.
In Nijmegen heeft nog een tweede belangrijke heroïnehandelaar gewoond, die na het uitzitten van een korte
gevangenisstraf in 1989, van 1990 tot zijn overlijden in 1993 een vooraanstaande rol heeft gespeeld in de
heroïnehandel in Nederland. Deze persoon is op veertienjarige leeftijd naar Nederland gekomen, genoot een
RWW-uitkering en woonde met zijn Turkse vrouw en kind op een flatje in Nijmegen. Beiden waren het
toonbeeld van moderne, in de Nederlandse samenleving geïntegreerde Turken. Deze persoon onderhield
zowel in Nederland als in het buitenland contacten met belangrijke drughandelaren. Hij maakte in 1992 vele
vliegreizen, vooral naar Spanje, Turkije en Colombia. Hij was veel meer dan de eerder beschreven persoon,
die als «boertig» wordt getypeerd, een man van de wereld: zakelijk, gedistingeerd, goed gekleed en voorzien
van dure sieraden en high tech. Mede dankzij deze eigenschappen was hij in staat om zich in de
internationale drughandel te bewegen en daar nieuwe wegen in te slaan. Hij heeft optimaal profijt getrokken
van de kennismaking met een Colombiaan tijdens zijn detentie. Tijdens deze detentie werd de basis gelegd
voor een ruilhandel cocaïne-heroïne: vanuit Turkije werd een heroïnelijn richting Colombia opgezet voor de
Amerikaanse markt; tegen een voor hem gunstige «wisselkoers» (naar het schijnt 1 kilo heroïne tegen 4 tot 6
kilo cocaïne) werd vanuit Colombia een cocaïnelijn richting Turkije opgezet. Hij bleef bij dit ruilverkeer tussen
Colombia en Turkije als «commissionair» vanuit Nijmegen op de achtergrond. Het is niet duidelijk in hoeverre
langs deze opgezette druglijnen daadwerkelijk drugs zijn vervoerd. Wel is komen vast te staan dat hij via
vrachtwagens uit Turkije heroïne invoerde en deze - voorzover niet in Nederland zelf gedistribueerd - via
personenauto's verkocht aan enkele vaste afnemers in Spanje. Verkoop aan de groothandel in Spanje leverde
ongeveer het dubbele op van die in Nederland (verkoopwaarde in Spanje per kilo circa 90.000 gulden).
Het netwerk van deze drughandelaar was breed internationaal samengesteld. Behalve op enkele naaste
familieleden en landgenoten in Nederland kon hij een beroep doen op of zaken doen met enkele
Nederlanders, Spanjaarden en Colombianen. Ook onderhield hij nauwe contacten met andere grote
heroïnehandelaren in Nederland om gezamenlijk partijen heroïne uit Turkije te importeren.
Hij is altijd zeer bedacht geweest op de mogelijkheid dat hij zou kunnen worden afgeluisterd of geobserveerd;
door steeds in andere lease-auto's te rijden, gebruik te maken van mobiele telefoons, gesprekken te voeren op
straat, te reizen onder valse naam, en dergelijke, heeft hij zich effectief verweerd tegen de politie. Voorzover
bekend, heeft hij in Turkije enkele goede contacten opgedaan in de rechterlijke macht en het bankwezen. Min
of meer bij toeval is eenmaal vastgesteld dat een Turkse rechter op uitnodiging van de heroïnehandelaar
enkele dagen in Nederland is gefêteerd. Een ander voorbeeld van goede contacten is het gedrag van een
bankdirecteur in Istanbul. Ondanks een verzoek van de politie om niet tot uitbetaling over te gaan van enkele
in Nijmegen in beslag genomen spaarcertificaten, die op naam stonden van zijn familie, zijn familieleden in
Turkije er toch in geslaagd de saldi (een kwart miljoen gulden) op te nemen. Uit een afgeluisterd
telefoongesprek bleek dat de bankdirecteur de familie waarschuwde voor de pogingen van de politie om beslag
op het vermogen te leggen.
Hoe slagvaardig hij ook was in het manipuleren van mensen om zijn belangen te dienen en zijn onwettige activiteiten af te schermen, hij had volgens onze respondenten een grote handicap die hem noodlottig is geworden: hij was te veel zakenman die alleen zichzelf verrijkte en anderen weinig in zijn rijkdom liet delen. Tijdens een ruzie met zijn lijfwacht over achterstallige betalingen werd hij in 1993 door zijn beschermer doodgeschoten.
Volgens ruwe schattingen van de politie zou hij in zijn laatste jaren met de import van heroïne op jaarbasis een omzet van 10 tot 40 miljoen gulden hebben behaald. Met grotere precisie is vastgesteld wat de netto-opbrengst, dat wil zeggen de opbrengst na aftrek van de onkosten, was van een in 1992 geregistreerd transport van ruim 10 kilo heroïne naar Spanje. De netto-opbrengst hiervan zou bijna 800.000 gulden hebben bedragen.
De handelaar heeft op een enkele discotheek en coffeeshop na, niet geïnvesteerd in Nederland; in Turkije zouden op zijn naam en die van familieleden een aantal appartementen en horeca-inrichtingen staan. Over de omvang en waarde van de in Turkije gedane investeringen is evenwel bij de politie niets bekend.
In de jaren zeventig en de beginjaren tachtig was in Nijmegen een «koningskoppel» actief van twee jonge
Nijmegenaren die aanvankelijk uit ideële overwegingen hasj verkochten, maar naderhand vooral de smaak van
de grote financiële opbrengsten te pakken kregen. Zij importeerden hasj uit Marokko en leverden aan dealers
verspreid over het hele land. De beide mannen leefden op grote voet, leidden enige tijd een luxueus bestaan
in Hollywood en waren ook buiten de regio bekende societyfiguren. Het ging mis nadat zij hun werkterrein tot
de cocaïne hadden verbreed. De een stierf na een woest leven aan aids en de ander kreeg een lange
onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Na het verdwijnen van het koningskoppel is de handel in
softdrugs, meer nog dan de heroïnehandel, verspreid over diverse ondernemers en ondernemertjes. Volgens de
respondenten zou de handel in hasj evenwel voor een groot deel in handen zijn van Marokkaanse personen.
Voorzover bekend laten ook andere groepen en eenlingen van Nederlandse en Turkse komaf zich niet
onbetuigd. Een opmerkelijke figuur is een Nederlander die in de jaren tachtig als koppelbaas fungeerde en
momenteel werknemers chartert voor het transporteren van hasj uit Marokko. Van deze persoon is bekend dat hij
de hasj naar enkele andere Westeuropese landen doorvoert. Maar over de precieze relaties met anderen en
zijn modus operandi bestaat tot op heden grote onduidelijkheid.
Begin 1994 deed de politie in Nijmegen een grote vangst dankzij een melding van de douanerecherche die
een verdachte container op het spoor was gekomen. Deze container, afkomstig uit Colombia en bestemd voor
een Nijmeegs bedrijf dat op naam staat van een Nijmegenaar, bleek ruim 7.000 kilo marihuana te bevatten
met een straatwaarde van ongeveer 30 miljoen gulden. De kern van de dadergroep werd gevormd door vier
verdachten, van wie drie de Nederlandse nationaliteit en één de Colombiaanse nationaliteit bezaten. Over de
precieze onderlinge verhoudingen, de wijze van financiering en de mogelijke regisseurs op de achtergrond is
evenwel niets bekend geworden.
Over de vraagzijde van de markt zijn niet veel gegevens voorhanden. Het aantal coffeeshops in Nijmegen is de afgelopen jaren vrijwel constant gebleven. In 1994 waren er volgens opgave van de politie 16 coffeeshops. In toenemende mate schijnen deze shops hun exclusiviteit als verkooppunt te verliezen; ook in snackbars en shoarmazaken zouden softdrugs verkrijgbaar zijn. In de afgelopen jaren is door de politie geconstateerd dat in enkele coffeeshops harddrugs worden verkocht. Tot gedwongen sluitingen is het tot op heden (maart 1995) op twee uitzonderingen na, niet gekomen. Zoals uit de beschrijving van de tweede harddrughandelaar bleek, is op zijn minst een coffeeshop indirect in eigendom geweest van een handelaar in harddrugs. Van de eigenaars en/of beheerders van de 16 coffeeshops blijken 12 de Nederlandse nationaliteit te hebben, 8 de Marokkaanse en 1 de Turkse nationaliteit.
Bij de gemeente noch bij de politie zijn gegevens voorhanden over het aantal softdruggebruikers. Uit het feit dat in de nabijheid van de coffeeshops in Nijmegen relatief veel Duitse auto's geparkeerd staan, leidt de politie af dat Duitse gebruikers vermoedelijk een groot aandeel in de vraag vormen.
Veel van onze respondenten memoreren bitter hoe zij jonge criminelen carrière hebben zien maken in de misdaad. Deze jongeren zouden enkele jaren terug nog «middleman» geweest zijn, maar zouden door het achterwege blijven van effectieve interventies uitgegroeid zijn tot grote criminelen. Zij zouden indertijd al te groot zijn geweest voor de lokale teams en te klein voor de sectie zware, georganiseerde misdaad. Zij zouden van dit vacuüm hebben geprofiteerd. Als markant voorbeeld wordt een autochtone jonge dertiger genoemd, die met enkele leeftijdgenoten in zijn kielzog zwaardere misdrijven is gaan plegen. Volgens een van de gesprekspartners voldoet hij «ruimschoots aan de CRI-criteria voor georganiseerde misdaad». Toch blinkt de groep niet uit door effectieve afscherming; evenmin kan worden beweerd dat de politie hem in zijn criminele loopbaan geen strobreed in de weg heeft gelegd. Integendeel, hij heeft sedert de afgelopen 15 jaar ruim 20 antecedenten op zijn naam staan. Eind jaren zeventig trokken hij en zijn companen de aandacht van de politie door «strafexpedities» te houden tegen bepaalde personen of inrichtingen. Vanaf die tijd hebben zij een spoor van geweld door de stad en omliggende gebieden getrokken, variërend van intimidatie (niet betalen van consumpties), afdwingen van protectie bij discotheken, afpersing van enkele koppelbazen, intimidatie van getuigen en gericht en ongericht geweld tegen personen. Ook zouden zij zich in de beginjaren aan inbraken, overvallen en heling hebben schuldig gemaakt. In de afgelopen jaren zijn hun criminele loopbanen in een stroomversnelling geraakt. Zij hebben hun werkterrein verbreed tot handel in cocaïne en hasj. Beide drugs zouden bij grote leveranciers in Nederland worden afgenomen en lokaal (Nijmegen) worden verhandeld. Ook in deze handel tonen zij hun gewelddadige karakter, soms worden de leveranciers «geript». De jonge dertigers zoeken voortdurend de confrontatie en geven luidruchtig blijk van hun aanwezigheid in de stad. In dit opzicht zijn zij geen goede voorbeelden van plegers van georganiseerde misdaad, die zich effectief afschermen. Het grote aantal antecedenten dat zij hebben, wijst erop dat de verdedigingslinie van de groep niet sterk is. Toch ondernemen ook zij activiteiten om zich af te schermen, zoals onder andere blijkt uit het intimideren van getuigen. Over de opbrengsten verkregen uit misdaad en de wijze van besteding bestaat bij de politie grote onduidelijkheid.
Nijmegen staat bekend als centrum van koppelbazerij. In de afgelopen jaren hebben enkele «oude» Nijmeegse koppelbazen, na een aanvankelijke impasse als gevolg van de Wet Ketenaansprakelijkheid, nu een nieuwe methode bedacht om straffeloos als bemiddelaar te kunnen optreden tussen werknemers en werkgevers, zonder afdracht te hoeven betalen van sociale premies en belasting (zie verder 6.2 en het deelrapport Branches).
Vanaf omstreeks 1987 is vanuit Nijmegen een groep fraudeurs actief die in Nederland, België en Duitsland
opereert. Enkele hoofdpersonen komen voort uit het indertijd in Nijmegen sterk aanwezige koppelbazenmilieu.
Uit die tijd hebben zij de mogelijkheden leren kennen van het misbruik maken van rechtspersonen. De
hoofdpersonen, jonge veertigers, hebben enkele gemeenschappelijke kenmerken: zij zijn van Nederlandse
afkomst, geboren in Nijmegen of directe omgeving, en worden beschreven als snelle jongens.
De fraude met BV's komt in hoofdlijnen hierop neer: via advertenties worden slecht lopende BV's opgekocht; als
nieuwe directeur wordt een «katvanger» naar voren geschoven; bij zakenrelaties van het oude bedrijf worden
vervolgens bestellingen gedaan, op rekening van het overgenomen bedrijf; de rekening wordt niet betaald; na
enige tijd worden alle aanwezige activa uit het bedrijf gezogen; de BV failleert met achterlating van een grote
schuldenlast. Uit een strafrechtelijk onderzoek tegen een deel van de groep bleek dat op deze manier een
schade van circa 300.000 gulden bij leveranciers is ontstaan.
Naar schatting behoorden ongeveer dertig personen tot de groep, waarin vier personen centraal stonden. Zij zochten slecht lopende bedrijven op, voerden de onderhandelingen bij de overname, verzorgden de juridische overname en wisten bij oude leveranciers bestellingen te plaatsen. De overigen verrichtten regelmatig de nodige hand- en spandiensten: de een trad op als directeur, de ander kwam de bestelde goederen bij de leverancier ophalen, weer een ander zorgde voor het afzetten van de verkregen goederen. Gaandeweg is het netwerk rond de vier personen steeds meer uit elkaar geraakt door onderlinge twisten. Ieder zette zelfstandig met een eigen groepje om zich heen de activiteiten voort. Hoewel de hierboven beschreven flessentrekkerij core business was van de groep, zijn daarnaast nog veel andere frauduleuze nevenactiviteiten verricht: goud- en investeringsfraude (investeerders werden met behulp van valse papieren opgelicht); kredietfraude (personen in grote financiële nood werd een interessant krediet in het vooruitzicht gesteld; na het incasseren van commissiegeld verdwenen de kredietverstrekkers schielijk) en het organiseren van een illegale lotto. Een van de hoofdpersonen heeft in de afgelopen maanden zijn oude vak van koppelbaas weer opgepakt. Hij bemiddelt vanuit Nijmegen tussen Britse werknemers en Duitse bouwputten. Tegen een van de vier is een onderzoek ingesteld, waaruit naar voren kwam dat hij met het plegen van de verschillende fraudes in de afgelopen jaren 400.000 gulden heeft verdiend. Voorzover bekend, heeft de groep geen gebruik gemaakt van geweld of van corruptie om zijn doelen te bereiken.
Prostitutie/vrouwenhandel
In tegenstelling tot in Enschede bestaat in Nijmegen wel raam- en straatprostitutie. In Nijmegen komt prostitutie van oudsher voor in de Benedenstad, gelegen tussen de Waal en de binnenstad. Volgens een recente schatting zijn er in Nijmegen 20 ramen, waarachter in totaal circa 50 prostituées werkzaam zijn (Gorgels, 1993, p. 80). In een recent door de politie opgesteld rapport wordt een lager aantal genoemd, namelijk gemiddeld 25 vrouwen. Opmerkelijk is dat slechts enkele Nederlandse vrouwen in de raamprostitutie actief zijn. De kleine meerderheid van de vrouwen is afkomstig uit de Dominicaanse republiek, de overigen hebben uiteenlopende nationaliteiten (o.a. Duits, Italiaans, Colombiaans, Turks). De Nederlands prostituées werken thuis voor zichzelf of in clubs. Het is niet duidelijk hoeveel Nederlandse en buitenlandse vrouwen thuis werkzaam zijn of in clubs. Momenteel zijn er drie clubs in Nijmegen.
Ook over het aantal straatprostituées lopen de schattingen uiteen. Gorgels (1993, p. 80) schat het totale aantal op 60 prostituées, met een gemiddelde straatbezetting van 8 tot 10 vrouwen per avond. De politie heeft circa 15 straatprostituées geregistreerd. Na vele jaren repressief straatprostitutiebeleid en geregeld terugkerende klachten van buurtbewoners over overlast, is de gemeente ertoe overgegaan om de straatprostitutie op beperkte schaal te gedogen in een zogeheten reguleringszone.
Volgens het oordeel van enkele deskundigen bij de politie is er op dit moment geen sprake van vrouwenhandel in de Nijmeegse prostitutiewereld. Tot dusverre is een belangrijk geval van vrouwenhandel bekend geworden. In 1993 is geconstateerd dat een Poolse man acht Poolse meisjes onder dwang liet werken als raamprostituées in Nijmegen. Ook de twee betrokken Nijmeegse exploitanten van de ramen werden aangehouden. De politie controleert incidenteel of de in de prostitutie werkzame buitenlandse vrouwen een legale verblijfstitel hebben in Nederland. Bij een controle in 1993 werden vier illegale werkneemsters ontdekt. Meer actuele gegevens over het aantal illegaal verblijvende prostituées ontbreken.
Geweld, intimidatie, protectie
Begin jaren negentig zijn door enkele Nijmeegse personen (met strafrechtelijke antecedenten) pogingen
gedaan om door middel van intimidatie en geweld een positie als portier te verwerven bij Nijmeegse
discotheken. Deze pogingen om «protectie» op te dringen, zijn voorzover bekend, niet geslaagd.
Intimidatie van justitie en openbaar bestuur is in de afgelopen jaren incidenteel voorgekomen (althans:
gesignaleerd). In het ene geval betrof het een vermoedelijk politiek geïnspireerde actie tegen een landelijk
politicus, in het andere geval een bedreiging van een officier van justitie in verband met een, naar het oordeel
van de betrokkene, te zwaar uitgevallen eis. Een bijzondere vorm van intimidatie werd (wordt?) uitgeoefend
door enkele oud-leden van de «Nijmeger beweging». Zij observeren en volgen leden van de PID en van de
reguliere politie en hebben hun waarnemingen onder meer publiek gemaakt in het boek «De tragiek van een
geheime dienst». Hierin werden de namen en adressen van de leden van de politieke inlichtingendienst en
van de RCID genoemd.
In het recente verleden hebben zich gewelddadige confrontaties voorgedaan tussen de politie en linkse activisten. De jaren 1982 en 1986 staan wat dit optredend geweld betreft in het geheugen van elke Nijmeegse politieman gegrift. Van geweld tussen politie en criminele organisaties is in de afgelopen jaren geen sprake geweest. Evenmin is er sprake van dat de politie de strijd op straat verliest; er bestaan in Nijmegen geen «no go areas» die het onaantastbaar domein zijn van criminelen en die de politie slechts met veel machtsvertoon durft te betreden.
Tussen criminelen onderling hebben zich wel gewelddadigheden voorgedaan. Maar voorzover de achtergronden hiervan bekend zijn geraakt, duidt dit geweld niet op een «oorlog» tussen rivaliserende bendes noch op een poging van een specifieke groep om met harde hand de hegemonie te vestigen in drughandel. De belangrijkste vorm van protectie (bedreiging, afpersing) in Nijmegen wordt uitgeoefend door leden van de PKK, die jaarlijks zowel Turken als Koerden (legale en illegale ondernemers) voor een bepaalde, financiële bijdrage aan de Koerdische zaak aanslaan. Voorzover bekend, is hierbij in de afgelopen jaren eenmaal geweld (in de vorm van brandstichting) uitgeoefend.
Gokken
In Nijmegen is sedert 1990 een legaal casino gevestigd van de stichting Holland Casino's. Specifieke problemen die in relatie staan tot georganiseerde misdaad hebben zich tot dusverre, voorzover bekend, niet voorgedaan. Recentelijk is in de omgeving van Nijmegen een Chinese man vermoord. Hij zou zich schuldig hebben gemaakt aan «loan sharking», dat wil zeggen tegen woekerrentes geld geleend hebben aan Chinezen met grote speelschulden. Vermoed wordt dat hij is vermoord door een concurrent. Momenteel bevinden zich, naar de politie aanneemt, geen illegale casino's (Golden Ten) meer in Nijmegen. In het verleden zijn er twee van dergelijke casino's geweest, maar deze zijn na herhaalde politie-acties momenteel opgeheven.
In voornamelijk cafetaria's worden enkele illegale kansspelen bedreven, onder meer wordt een krasloterij geëxploiteerd. Het aantal toegestane legale kansspelautomaten is in deze «laagdrempelige gelegenheden» teruggebracht van twee naar één. Over de eigenaars van deze automaten zijn geen gegevens bekend.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken