F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Groteske aids-musical blijft speels tussen de schuifdeurenHans BeerekampHet idee een filmmusical te maken waarin vooroordelen en clichés over aids op speelse wijze aan de kaak gesteld worden, is niet zo hemelbestormend als de, uit de gay-underground van Toronto afkomstige, regisseur John Greyson wel denkt. Natuurlijk fronsten de preutse Canadese financiers even de wenkbrauwen, toen ze de tekst en het concept van The Butthole Duet lazen. In die scène bezingen de aarzen van twee minnaars, terwijl hun baasjes slapen, de geneugten van anale safe sex. Maar in de bioscoop bestaan bijna geen taboes meer, dus zijn er moeilijk nog morele bezwaren aan te voeren tegen Zero Patience. De meeste ergernis wekt Greysons musical bij de harde kern van de aids-activisten, die zo veel lichtvoetigheid ongepast achten. Immers, scenarist-regisseur Greyson bespot niet alleen de schijnheiligheid van wat hij de drie belangrijkste mythen over aids noemt, maar ook de verkrampte scherpslijperij in een vergadering van een ACT UP-actiegroep. Het verhaaltje van Zero Patience wil dat de in onze tijd verdwaalde victoriaanse seksuoloog Sir Richard Francis Burton (John Robinson) voor een museum een tentoonstelling moet samenstellen over de oorsprong van aids. Hij gaat er vanuit dat het HIV-virus de enige oorzaak vormt, dat de ziekte in Afrika door de groene aap op de mens is overgedragen en dat een enkele promiscue homoseksueel, een bereisde Frans-Canadese steward die bekend staat als 'Patiënt Nul', verantwoordelijk was voor de mondiale verspreiding van aids. De geest van 'Patiënt Nul', de groene aap en het HIV-virus verdedigen zich in Greysons film zingend. Zero en Burton beginnen zelfs een romantische affaire met elkaar. De groteske aard van zo'n onderneming, een cult-verkleedpartij met vele citaten uit musicals van Busby Berkeley of met Esther Williams, bevalt uitstekend. Het probleem is echter dat de kwaliteit van de uitvoering te wensen overlaat. Vooral de futiliteit van de door Glenn Schellenberg gecomponeerde en geschreven muziek veroordeelt Zero Patience tot een positie tussen de schuifdeuren.
Zo werkt deze sympathieke poging om weer eens wat brutaliteit, flair en glamour te injecteren in het om begrijpelijke redenen weinig vrolijkheid meer verradende aids-debat uiteindelijk averechts. Wie wil dansen op de vulkaan, moet wel onberispelijke klasse en stijl meebrengen. Bij afwezigheid daarvan veroordeelt Zero Patience zich tot een marginaal bestaan en vatbaarheid voor het verwijt dat de makers zichzelf niet helemaal serieus nemen. Dat punt zou inmiddels al lang gepasseerd moeten zijn.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |