F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Fokkema's moedige en van pijn doortrokken bekentenisHANS BEEREKAMPDat Frouke Fokkema (1952) vier jaar geleden onderscheiden werd met een Gouden Kalf voor de regie van haar debuutfilm Kracht wekte enige verbazing. Dit tragische relaas over de verdoemde liefde tussen een fotografe uit de grote stad en een Limburgse boer kondigde wel degelijk Fokkema's talent aan, maar dat leek eerder in haar scenario, haar eigenzinnige gedrevenheid en in de acteerprestaties (van Theu Boermans en zijn toneelgroep De Trust) te schuilen dan in mise-en-scène en originele visuele vormgeving. Nog duidelijker liggen de kaarten bij Fokkema's tweede film Wildgroei, die naar mijn mening een flinke stap vooruit betekent. Dat is geen voor de hand liggend oordeel, omdat de absurdistische stijl, de tussen het verhevene en het banale heen en weer springende taalspelletjes en Fokkema's pessimistische - en in de grond van de zaak hyperromantische - visie op de onmogelijkheid van liefde, ja zelfs van communicatie tussen een vrouw en de man die zij als de hare beschouwt, de film minder toegankelijk maken dan Kracht. Ik werd vanaf de eerste scène, waarin de titels geprojecteerd worden op het onder begeleiding van Nina Simone heen en weer wiegende, in een strakke rode jurk gestoken achterwerk van hoofdrolspeelster Hilde van Mieghem, gefascineerd door de weerbarstigheid van Wildgroei. In de Nederlandse speelfilm worden Fokkema's provocaties en haar wanhopige schreeuw om liefde slechts benaderd door het excentrieke werk van wijlen Adriaan Ditvoorst en van Theo van Gogh, die tot voor kort met Fokkema samen aan scripts werkte. Het grote verschil is dat voor Fokkema het primaat bij de taal ligt. Ondanks de meer dan adequate, maar niet erg opvallende fotografie van Gerard Vandenberg, de veteraan van de jonge Nederlandse filmgolf uit de jaren zestig die sindsdien voornamelijk in Duitsland werkte, is Fokkema vooral een filmauteur van woorden. De als aflevering 18 in de serie Het Nederlands Scenario verschenen (zevende) scriptversie van Wildgroei mag dan op enkele cruciale punten afwijken van de eindmontage, wie het leest krijgt een verbazingwekkend goede indruk van de film. Neem nu de openingsmonoloog van Van Mieghem als Lin Lammerse, het eveneens allitererende alter ego van Frouke Fokkema, uitgesproken bij, maar niet tegen de barman in een lege danstent aan de Amstel: ,,Je kunt er niet omheen. Je zou het liefst nooit meer wakker willen worden. We gaan gewoon door met onszelf en zeggen dat de situatie absurd was en is en altijd zo zal blijven. Je wilt niet terug naar het verleden, maar was het maar het verleden. Waanzin, idioot dat je was. Je bent een gebroken lelie, zei tante. Oom zei, wie wil er nog een borrel. Jongens kroepoek. Wat duurt de nacht toch lang. God, er komt geen einde aan. Val je omgeving er niet mee lastig''. Zo'n tekst is meer toneel, de bakermat van Fokkema's schrijfkunst, dan film. Een nadeel is dat het de acteurs, vooral Thom Hoffman als de uitgever Emil Lombardo en Lins liefdesobject, soms zichtbaar moeite kost hun clausen natuurlijk te doen klinken. Een nog groter probleem is dat Fokkema er de heilige filmkoe van het realisme mee om zeep brengt. Een scherp gevoel voor symboliek, voor stemmingen, decors, kleding, landschappen en, wederom, acteurs (die voor hun leven zwemmen, maar niet verzuipen) vergoedt veel. Ook de structuuur van Wildgroei is gecompliceerd en kunstmatig. Het heden bestaat uit een boottocht van Amsterdam naar de Betuwe, ondernomen door Lin, die in een kinderwagen haar roman Wildgroei permanent meezeult, en 'twee aardige heren' (Hans Croiset en Julien Schoenaerts). Onderweg leest ze hen voor uit haar boek en wordt in flash-backs verduidelijkt wat er mis ging tussen Lin en de aan de Waal in een landhuis wonende Emil. Zij viel op hem, omdat hij in de bioscoop huilde bij Marguerite Duras' India Song, maakte hem omslachtig, maar nogal direct het hof en viel uiteindelijk, na een tegenvallende consummering van de erotische spanning, ten prooi aan zijn grenzeloze cynisme en superioriteit. Hij vervangt Lin door haar mooiere, maar minder getroubleerde zusje Marot (Ellen ten Damme) en schopt het ongeboren kind van Lin dood. Aan het slot van de film vallen heden en verleden samen in een confrontatie op de reling van de Waalbrug, waar Emil en Lin hartstochtelijk de liefde bedrijven. Ik was er bij het kijken naar de film van overtuigd dat deze laatste flirt met de dood een open einde en een bevrijding betekende, maar het scenario leert dat ze hierna in de (niet gedraaide of bij de montage verwijderde) allerlaatste scène samen te pletter vallen op een passerende tanker.
Er valt, vooral wat het laatste half uur betreft, heel wat af te dingen op Fokkema's vermogen om de identificatie van de kijker met de in hoge mate geconstrueerde personages te bevorderen. Toch houd ik van Wildgroei, een van pijn doortrokken staaltje bekentenis-cinema. De niet nader uitgelegde titel van (de roman in) de film past intuïtief uitstekend bij wat Fokkema op ons bordje legt: het vermoeden van een in het duister voortwoekerend gezwel, dat de ratio en de goede smaak tart en dat liefde heet. Het gedrocht is ongedisciplineerd en half bewust, en laat zich gemakkelijk bespotten. Wildgroei lijkt wel een film die, gesteund door een sterk verbale en theatrale basis, zichzelf gemaakt heeft, althans zijn eigen gang is gegaan in een ongemakkelijke samenzwering tussen een balsturige regisseur, een ervaren cameraman en drie dappere hoofdrolspelers, naar wie ik graag blijf kijken. Producent Matthijs van Heyningen houdt zich aan zijn belofte dat hij Nederland alleen nog maar wil verrijken met films die het publiek eerder verheffen dan vermaken. Moedige films, dus.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |