F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Vive l'amour geselt en fleemtHANS BEEREKAMPMet zijn debuut Rebels of the Neon God (Ching shao nien na cha) verdeelde de Taiwanese regisseur Tsai Ming-liang vorig jaar de meningen scherp: sommigen zagen de doelloosheid in het bestaan van twee jongens uit Taipei aan voor filmische willekeur en onmacht, anderen prezen juist Tsai's vermogen de leegte vorm te geven. Ook het in Venetië met een Gouden Leeuw onderscheiden Vive l'amour (Aiqing wansui) kent voor- en tegenstanders, maar de laatsten zijn nu in de minderheid. Tsai scherpte zijn thema aan, voegde een vrouw toe aan de twee mannelijke hoofdrolspelers en ontwikkelde een stijl, die je kunt bewonderen of verwerpen, maar niet meer kunt miskennen. Michelangelo Antonioni moet een voorbeeld geweest zijn, want sinds de hoogtijdagen van existentialisme en vervreemding is er niet meer zo hartstochtelijk en vergeefs naar identiteit en worteling gezocht in de wereldcinema als in de ironisch Vive l'amour getitelde tweede film van Tsai. Gesproken wordt er nauwelijks door de drie jonge Taiwanezen uit de film, die allen verkoper van beroep zijn. Ah-jong (Chen Chao-jung) is een vlotte, in leer geklede macho met iets te lang haar. Hij slijt merkartikelen uit Hongkong illegaal op straat, uitgestald op een kleedje, dat bij de komst van de politie vliegensvlug opgevouwen kan worden. In een cafetaria van formica ziet hij May (Yang Kuei-mei), een makelaarsassistente, een grasgroen drankje nuttigen, terwijl ze een super king size-sigaret uit een etui te voorschijn pulkt. Zwijgend roken ze een tijdje naast elkaar, ieder aan hun eigen tafeltje. Quasi-toevallig lopen ze door dezelfde straat, in de volgende scène kleden ze elkaar, nog steeds zonder woorden, uit op een bed in een door May te verkopen leeg luxe appartement. Het is een erotisch tafereel, maar niet erg aanstekelijk of aantrekkelijk. In hetzelfde appartement, waarvan we de sleutel in de openingsscène hebben zien stelen, huist ook regelmatig Hsiao-kang (Lee Kang-sheng), een schuchtere vertegenwoordiger, die urnnissen in een columbarium verkoopt. De zich omzichtig voortbewegende, bijna sluipende jongen valt op mannen, maar heeft het zeer moeilijk met die ontdekking. Soms ontmoet hij de overige passanten in het appartement: een keer gaat hij eten met de andere jongen, een andere keer gaat hij naast hem liggen en kust hem zonder hem wakker te maken. Het is meer intimiteit dan Ah-jong en May samen ooit zullen beleven, zo lijkt ook het meisje zich te realiseren, wanneer ze in de slotscène van de film, op een tribune in een park in aanleg, tussen de witte plastic bakken met geraniums, zeven minuten onafgebroken huilt. De tederheid van Tsai schuilt in gebaren: het openklappen van een draadloze telefoon, het aanzetten van de jacuzzi, het reiken naar een steen achter een schutting om een reclamebord mee te verzwaren, het snijden van gaten in een kalebas, die vervolgens als bowlingbal over het parket rolt en met een spectaculair, obsceen geluid versplintert. De hele geluidsband is een aaneenschakeling van verrukkelijke, kale effecten op zoek naar een betekenis. Je kunt die betekenis ook leggen in de schoonheid van een absolute film, die zich radicaal, compromisloos en wreed gedraagt tegenover de toeschouwer. Die film biedt nauwelijks een verhaal, minimaal drama en een deprimerende stemming. Het is ook filmkunst die geselt en fleemt, die troost biedt door het feit dat hij bestaat.
Vive l'amour is een grote film, een van de belangrijkste van dit seizoen. Meer dan de inhoud, die weinig meer voorstelt dan de constatering dat het steeds moeilijker wordt ergens bij te horen of zelfs maar te weten wie je bent, ontroert de vorm van Vive l'amour, een ijzige observatie van gebaren en geluiden, die zo uit het onderbewustzijn lijken te komen, als in Bergmans De grote stilte of Antonioni's La notte. Zulke films worden de laatste tijd niet vaak meer gemaakt.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |