U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    F I L M A R C H I E F  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE

  OUDE NUMMERS  
  FILMARCHIEF  
  DOSSIER OPSPORING  
  DOCUMENTATIESERVICE  

T I T E L : La vie sexuelle des Belges 1950-1978 (Het sexuele leven der Belgen)
R E G I E : Jan Bucquoy
M E T : Jean-Henri Compère, Sophie Schneider, Noé Frank

Chaotisch zelfportret van Jan Bucquoy als kroegtijger in een Vlaams dorp; De jeugd van een vrouwenverzamelaar

HANS BEEREKAMP
Hoewel België sinds de Tweede Wereldoorlog al drie paarse kabinetten voortbracht, lijkt de libertijnse geest nu pas over de filmproduktie vaardig te worden. Regelmatig bereiken ons de laatste tijd Belgische speelfilms, die net als bij ons in de jaren zeventig, de geslachtsdrift in talloze verschijningsvormen en perspectieven in kaart brengen.

Een zekere algemene geldigheid pretenderen zelfs titels als Jan Verheyens Boys (A Film about Girls) en nu La vie sexuelle des Belges. Wie daar ironie achter zoekt, komt grotendeels bedrogen uit. Regisseur Jan Bucquoy wilde zijn debuutfilm aanvankelijk La vie sexuelle de Jan Bucquoy, Première Partie noemen, maar besloot om louter commerciële redenen voor een meer algemeen tot de verbeelding sprekende titel. De gedachte dat zijn eigen leven maatgevend zou kunnen zijn voor een hele natie strookt met de geldingsdrang, die zijn reputatie kenmerkt. Bucquoy, auteur van 35 stripalbums, stichtte onder meer in Schaerbeek een slipjesmuseum, liet voor de Franse televisie zijn broek zakken, verbrandde in het openbaar een echte Magritte en werd gearresteerd wegens majesteitsschennis toen hij in 1992 op de Brusselse Grote Markt een op koning Boudewijn lijkende pop wilde onthoofden.

Misschien vormen deze wapenfeiten het onderwerp van de geplande vervolgfilm. Nu beperkt Bucquoy zich tot zijn jeugd in het lakenstadje Harelbeke en een marxistisch-leninistisch geïnspireerd kroegtijgersbestaan in het Brussel van de jaren zeventig. We zien hoe zijn vader al niet van de drank af kon blijven, zijn moeder elk initiatief beoordeelt naar de ermee gepaard gaande kosten, een exhibitionistische jonge tante zich ophangt en een geadoreerd klasgenootje een onderbroek over het hoofd getrokken wordt. Alle voorwaarden zijn geschapen voor het latere bestaan van Bucquoy als beroepsrevolutionair, leegloper en vrouwenverzamelaar.

Slechts bij hoge uitzondering slaagt Bucquoy erin om zijn kritische zelfportret te laden met distantie, humor en scherpzinnigheid. Voor het grootste deel is zijn film een eindeloos lijkende galerij van in zijn leven voorbijkomende meisjes en vrouwen, die zelden terugkeren en dan ook nog eens slecht uit elkaar te houden zijn. Afzonderlijke scènes onderscheiden zich soms door visuele inventiviteit, maar de vondsten blijven lukrake incidenten. Zo belooft de aanvankelijk ingezette poging om gevoelens te koppelen aan filmherinneringen (Johnny Guitar voor illusoire passie, Laurel & Hardy bij een homoseksueel intermezzo, Godard voor '1968') een stilistisch houvast, dat later totaal verdwijnt. Wat op zijn best vergeleken kan worden met een kruisbestuiving tussen de literaire jeugdherinneringen van Eric de Kuyper en de filmische verbeeldingskracht van Toto le héros, loopt uit op een chaotisch allegaartje, dat faalt in het wekken van belangstelling voor de hoofdpersoon, in de film vertolkt door de verdienstelijke acteur Jean-Henri Compère. De echte Bucquoy verschijnt slechts in beeld als een nonsensklanken debiterende 'beat poet' in de Brusselse stamkroeg 'De Dolle Mol'.

Meer dan een curiosum is La vie sexuelle des Belges niet geworden. In plaats van inzicht genereert de film vooral vragen. Bij voorbeeld waarom een Westvlaamse arbeiderszoon zijn milieu in Franstalige dialogen neerzet. Men hoeft geen flamingant te zijn om in die keuze een verraad te proeven.

NRC Webpagina's
1 JUNI 1996


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)