U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    F I L M A R C H I E F  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE

  OUDE NUMMERS  
  FILMARCHIEF  
  DOSSIER OPSPORING  
  DOCUMENTATIESERVICE  

T I T E L : Undercover Blues
R E G I E : Herbert Ross
M E T : Kathleen Turner, Dennis Quaid, Fiona Shaw, Stanley Tucci

Het onverwoestbare humeur van spionerende ouders

NOOR HELLMANN
Dat cineast Herbert Ross vooral bekend staat als maker van muziek- en dansfilms (The Turning Point, Pennies from Heaven, Flashdance, Footloose) zullen we weten ook, lijkt zijn nieuwe film Undercover Blues te willen zeggen. Hoewel de film in de eerste plaats een ongecompliceerde actie-comedy is, is voor muziek en met name de blues een belangrijke rol weggelegd. Zo horen we de blues niet alleen op de achtergrond, op de voorgrond wordt het beeld herhaaldelijk doorkruist door musicerende bands: een swingende bluesband paradeert in een winkelstraat, op het kerkhof wordt een begrafenisstoet voorgegaan door een jazzband, een eenzame saxofonist speelt 's avonds op een van de regen glimmende stoep een weemoedige serenade.

Toch fungeert de muziek niet alleen als speelse verwijzing naar Ross' cinematografische achtergrond, hij heeft de muziek ook gebruikt om een bepaalde sfeer en een bepaald milieu te typeren. Plaats van handeling is New Orleans waar zoals bekend de blues zo'n beetje is uitgevonden. Tegelijkertijd representeert de stad met haar muziek minnende bevolking en in al haar gouden zomerse pracht de geïdealiseerde zorgeloze wereld van het glanzende echtpaar Jeff en Jane Blue.

Jeff (Dennis Quaid) en Jane (Kathleen Turner) ogen als het ideale paar en hun stralende uiterlijk verraadt dat zij zelf diep zijn doordrongen van dat feit. Dolverliefd zijn ze op elkaar en ze hebben besloten hun leven als geheim agent op een laag pitje te zetten om de geneugten van hun kersverse ouderschap ten volle te ondergaan. Samen met hun dochtertje van elf maanden hebben ze zich teruggetrokken in New Orleans waar ze al feestend een wolkeloos bestaan leiden.

Maar de idylle wordt al gauw ruw verstoord door een tamelijk onbeduidend incident dat de opmaat zal blijken tot veel grotere ellende. Een sterk punt in het scenario van Ian Abrams is evenwel dat de beide beroepsspionnen door niets of niemand van hun stuk zijn te brengen; net als die andere geheim agent, James Bond, zijn ze toegerust met een werkelijk onverwoestbaar humeur dat de baby van hen geërfd blijkt te hebben: kraaiend van enthousiasme kijkt ze toe hoe papa en mama de misdaad bestrijden door keer op keer allerlei ongure types letterlijk van zich af te slaan.

Overigens gaan ze te werk alsof het telkens een routineklus betreft en zo is het ook: volgens Jeff kan zijn vrouw op drie manieren zonder handen doden en hijzelf ziet er geen been in om op het moment dat hij in een donker steegje slachtoffer dreigt te worden van een roofoverval zijn belager met een buggy in één hand buiten westen te meppen terwijl hij in zijn andere arm de baby houdt. Als hij door dit voorval in aanraking komt met de politie en men na enig speurwerk de identiteit van de Blues achterhaalt, wordt op beiden een dringend beroep gedaan een internationaal georganiseerde criminele bende die in chemische wapens handelt op te sporen. En zo komt onder druk van hoger hand een voorlopig einde aan hun huiselijk gezinsleven.

Dat dit verhaal in wezen niet veel om het lijf heeft is al vrij snel duidelijk. Van groter belang is echter dat Herbert Ross erin geslaagd is het vaardig geschreven maar pretentieloze script van Abrams met kennelijk plezier om te zetten in een amusante en lichtvoetige film die bewijst dat hij ook als komedieregisseur inmiddels een ervaren hand heeft.

Daarnaast heeft Undercover Blues veel te danken aan Kathleen Turner en Dennis Quaid: met hun overrompelende charme, hun nonchalante maar onberispelijke présence en hun onverstoorbare gelijkmoedigheid maken ze van hun personages twee modelhelden die verrassend geestig zijn.

Ook de bijrollen ten slotte zijn met gevoel voor humor getypeerd: zo is er een mooie rol van Larry Miller die de onvermijdelijke klunzige hulpagent speelt met slissende uitspraak; Fiona Shaw geeft met een Oosteuropees accent gestalte aan de prototypische gewetenloze misdadigster; en Stanley Tucci zet roofovervaller Muerte (door Jeff Blue steevast Morty genoemd) neer als een ouderwetse schurk: onfris, dom, ijdel en op het maniakale af wraakzuchtig. Vooral dat laatste leidt tot komische situaties: Muertes niet aflatende maar steeds verijdelde pogingen zijn mislukte overval op de Blues te wreken beginnen op den duur de vorm van een practical joke aan te nemen.

NRC Webpagina's
1 JUNI 1996


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)