F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Liedjes en liefde in de country-wereldHANS BEEREKAMPOok al zouden er zaken te doen zijn met de laatste voltooide film, waarin de vorig jaar overleden River Phoenix een hoofdrol speelde, toch verkoos Paramount The Thing Called Love in Europa slechts op video uit te brengen. De reden is waarschijnlijk de veronderstelling dat country-muziek een internationaal onverkoopbare Amerikaanse eigenaardigheid zou zijn. Ten onrechte, zoals de in het country-walhalla Nashville opgenomen film juist overtuigend aantoont. Wie nog mocht denken dat het slechts gaat om door de 'steelguitar' bespelende cowboys en deernen met blonde suikerspinnen gefleemde smartlappen, kan van The Thing Called Love veel leren. Aan het begin van de film, waarvan de regie op het laatste moment ter hand genomen werd door Peter Bogdanovich (The Last Picture Show, Texasville), arriveert de hoofdpersoon (Samantha Mathis), die zich Miranda Presley ('geen familie') noemt, per greyhoundbus uit New York in Tennessee. Ze wil daar de door haar 's nachts in neonverlichte 'diners' geschreven liedjes presenteren in het Bluebird Café, een door vakmensen gefrequenteerde bar, die eens per week auditie houdt voor aspirant-songwriters. Ze ontmoet er onder meer een uit Connecticut afkomstige goedzak met talent (Dermot Mulroney) en twee echte zuiderlingen: de juist door zijn slechte inborst aantrekkelijke River Phoenix en een aan alle verwachtingen voldoende, Barbie-achtige countrymeid uit Alabama (de door Speed inmiddels tot ster gepromoveerde, verrukkelijke Sandra Bullock). Het stramien is verder zo oud als de 'backstage'-musical uit de jaren dertig: verliefde sul wordt versmaad door meisje dat in een opwelling - in de avondwinkel tegenover Elvis' 'Graceland' in Memphis - met rotzak trouwt, die haar slecht behandelt, maar nog net op tijd tot inkeer komt, juist wanneer ze haar eerste muzikale succes behaalt. 'Maybe God's A Woman Too', heet Miranda's ballade, en het is nog een intelligente, lang nazoemende song ook.
Bogdanovich heeft dit alles zeer smakelijk, met gevoel voor chroom en klatergoud, in beeld gebracht. De weldadige afwezigheid van artistieke pretenties en de terloopse mythologie van Elvisland schenken The Thing Called Love een grote aantrekkelijkheid, ja zelfs het potentieel van een cultfilm.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |