F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Dorpsroddels over onweerstaanbare lelijkerd en zijn leerlingPIETER KOTTMANIn Hollywoodse sferen getuigt het ongetwijfeld van moed, dat regisseur Mel Gibson zijn hoofdrolspeler in The Man without a face, Mel Gibson, afschrikwekkend lelijk durft te maken. In principe moet een ster immers een ster blijven, in welke omstandigheden ook. In dit geval wordt daar van afgeweken: de helft van Gibsons gezicht is verschminkt tot een massa littekens en wild weefsel. Een hele troost is wel weer dat de schoonheid van de andere helft des te frappanter is, Gibson blijft dus onweerstaanbaar. Van moed getuigt ook de thematiek van Gibsons speelfilmdebuut als regisseur, maar ook hier doet ambivalentie zich gelden. In de op de gelijknamige roman van Isabelle Holland gebaseerde film speelt Gibson de rol van de kluizenaar Justin McLeod, die zich na een verminkend en in raadselen gehuld auto-ongeluk heeft teruggetrokken op een groot landgoed in Cranesport, Maine. Bij het ongeluk is een jonge leerling van de leraar die McLeod toen was, omgekomen. Zeven jaar na het ongeluk duikt de twaalf jaar oude Chuck (Nick Stahl) op. Hij is in de buurt op vakantie met zijn wat losgeslagen moeder en twee vervelende zussen en heeft zich voorgenomen zijn tijd te benutten voor studie voor het toelatingsexamen voor de kostschool, die hem eindelijk zal bevrijden van de drie vrouwen thuis. Hij raakt in contact met McLeod die hem, na wederzijdse overwinning van wederzijds wantrouwen, op Spartaanse maar rechtvaardige en effectieve wijze voorbereidt op zijn examen. McLeod leert op zijn beurt ook veel waardevols: zijn mensenhaat te overwinnen en ontvankelijk te zijn voor warmte en liefde. Dan echter slaat Cranesport toe. Het dorp roddelt. Die man met die jongen en dat verleden met ook zo'n jongen - dat de verdenking van pedofiel misbruik op McLeod komt te rusten, is onontkoombaar.
Tot zover is The man without a face weliswaar voorspelbaar en wat traag, maar onderhoudend en instructief in de zin dat paniek in dit soort kwesties niet de juiste reactie is. Maar dan schaart Gibson/McLeod zich met overgave aan de kant van zijn belagers en laat hij er geen misverstand over bestaan dat enige lichamelijke intimiteit tussen hem en de jongen inderdaad een grof misdrijf zou zijn geweest. Hij ontkent in alle talen en hij liegt niet. Maar juist omdat Gibson de relatie tussen McLeod en Chuck subtiel genoeg uitwerkt om, zonder direct voor pedofilie te pleiten, de moraal ten aanzien van lichamelijk contact tussen een volwassene en een kind op zijn minst te nuanceren, doet die vierkante ontkenning de film geen goed. Juist wat The man without a face belangwekkend had kunnen maken verkeert in gladgestreken niksigheid. De slotsom is dat schijn gelukkig bedriegt, dat Gibson gelukkig hoe dan ook mooi blijft, en dat het burgermansfatsoen gelukkig zegeviert. Geen builtje aan te vallen, Gibson doet de titel van zijn regie-debuut eer aan.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |