F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Verhalen vertellen met een sigaret in de handPIETER STEINZEr wordt naar hartelust gerookt in Smoke, de film die Wayne Wang maakte naar een scenario van de Newyorkse schrijver Paul Auster. Schimmelpennincks, Montecristo's, Lucky Strikes - ze worden gekoesterd en zorgvuldig aangestoken, waarna de rook met overgave wordt geïnhaleerd. Tabak is voor de personages in Smoke een voorwaarde voor een goed gesprek of een geslaagde avond. Waar rook is, is leven, lijkt het motto van de film, en wie de hoofdrolspelers Harvey Keitel en William Hurt twee uur lang op een aanstekelijke manier in de weer ziet met sigaren en sigaretten is bereid het te geloven. Roken begeleidt ook de favoriete bezigheid van de personages in Smoke: het vertellen van verhalen. De film zit vol met ware en onware geschiedenissen, droeve levensverhalen, tall tales en small talk. Auggie Wren, sigarenhandelaar in een drukbezochte winkel in hartje Brooklyn, houdt zijn klanten op de hoogte van het wel en wee van hun buurtbewoners. Rashid Cole, een zwarte tiener met een geheim, verzint zijn hele verleden bij elkaar. En Paul Benjamin, romancier met een writer's block, trakteert zijn luisteraars op historische anekdotes: over Sir Walter Raleigh, die met zijn koningin wedde dat hij het gewicht van rook kon bepalen, of over de taalwetenschapper Bakhtin, die tijdens het beleg van Leningrad het manuscript van zijn levenswerk gebruikte als sigarettenpapier; want als je denkt dat je doodgaat, wat is er dan belangrijker, a good book or a good smoke? De vele verschillende, met smaak vertelde verhalen geven Smoke iets los en gemoedelijks, wat niet wil zeggen dat de film niet hecht in elkaar steekt. Paul Auster, beroemd geworden met intelligent geconstrueerde boeken als The New York Trilogy (1986) en The Music of Chance (1990), hing zijn scenario op aan twee verhaallijnen. Een schrijver hervindt door het contact met een straatjongen de inspiratie die na de gewelddadige dood van zijn vrouw niet meer wilde komen; en een jongen verzoent zich met de vader die hem twaalf jaar geleden in de steek liet. Daaromheen spon Auster een aantal nevenintriges, die soms komisch zijn (een door waterschade getroffen smokkel van Cubaanse sigaren) en soms tragisch (een moeder ziet haar dochter kapot gaan aan crack). En net als in Austers romans is in Smoke het toeval de sturende kracht - het stomme toeval dat ervoor zorgt dat de personages elkaars pad kruisen, dat hun levensverhalen elkaar overlappen, en dat kleine gebeurtenissen, zoals een winkeldiefstalletje of een onopgemerkt verkeerslicht, grote gevolgen hebben. Het is de verdienste van Wayne Wang, de Chinees-Amerikaanse regisseur van onder meer Eat a Bowl of Tea en The Joy Luck Club, dat de complexe structuur van Smoke niet leidde tot een 'boekige' film. Wang neemt de tijd voor het vertellen van het verhaal (want, zoals de sigarenboer de rusteloze schrijver leert: 'You'll never get it if you don't slow down'), maar de rust die hij de door korte blackouts gescheiden scènes meegaf, wordt nooit saai. Integendeel, die geeft je de kans om de opvallende vorm van de film in je op te nemen: statische opnamen-van-een-afstand in de eerste scènes, wanneer de personages elkaar nog niet goed kennen; shot-tegenshot wanneer ze met elkaar in gesprek raken; en gaandeweg steeds meer close-ups. Als Auggie Wren aan het eind van de film Paul Benjamin een kerstverhaal vertelt, zoomt de camera zelfs zo ver in dat zijn mond het hele beeld vult; de luisteraar (kijker) wordt als het ware opgeslokt. Auggie Wrens kerstverhaal, oorspronkelijk door Auster in opdracht van de New York Times geschreven, is een typisch austeriaanse fabel die draait om een persoonsverwisseling en eindigt met een mooie paradox. In Harvey Keitel heeft het zijn ideale verteller gevonden; de expressie in zijn gezicht - ontwapenende glimlach, denk- en lachrimpeltjes, twinkelende ogen - en zijn perfecte timing maken het onnodig om het verhaal ook nog in beelden te vertalen. Dat gebeurt dus ook niet; pas bij de aftiteling zien we een paar van de bijbehorende zwart-witopnamen die de regisseur kennelijk voor de zekerheid geschoten had. Alleen al Keitels vertolking van de verhalen vertellende Brooklynheld Auggie Wren, een rouwdouw met een klein hartje, is reden genoeg om Smoke te gaan zien. Maar ook de rest van de cast is onberispelijk. William Hurt is zelfs met een afstotelijk baardje precies goed als de mensenschuwe schrijver; Forest Whitaker (The Crying Game, Species) speelt een aandoenlijke garagehouder met een geraamte in de kast; en Stockard Channing, die ik me alleen nog vaag herinnerde uit Grease, schittert als Auggie's eenogige ex-vrouw. Je zou temidden van het acteergeweld bijna vergeten te letten op Ashley Judd, die zich in een klein maar groots rolletje als grillige crackverslaafde een veelbelovend actrice betoont.
De knappe acteursprestaties en het originele script maken het in Berlijn
met een Zilveren Beer bekroonde Smoke tot een van de verrassingen van
dit jaar. Maar de eenmalige samenwerking tussen Paul Auster en Wayne
Wang heeft meer opgeleverd: tijdens de repetities van Smoke bleek er
zoveel materiaal en enthousiasme over te schieten, dat er aansluitend
een tweede film rondom Auggie Wren werd opgenomen. Blue in the Face,
zoals deze ongewone sequel heet, is opgebouwd uit monologen, dialogen en
improvisaties van onder meer Lou Reed, Giancarlo Esposito, Jim Jarmusch,
Lily Tomlin, Madonna, RuPaul en Michael J. Fox. Hoewel de film al lang
af is, zal hij pas begin volgend jaar in Nederland te zien zijn. Een
zwartkijker zou kunnen klagen dat het zonde is dat Blue in the Face niet
tegelijk met Smoke in de bioscoop draait. Je kunt ook zeggen dat het
heerlijk is om je nog een paar maanden op het andere deel van het
tweeluik te kunnen verheugen.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |