F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Blank schetst het leven als een aaneenschakeling van toevallige doelen; De poëzie van het tedere handgebaarHANS BEEREKAMPVoor Nele, de hoofdpersoon uit Rosemarie Blanks eerste lange speelfilm Rit over de grens, bestaat het leven uit een aaneenschakeling van toevallige doelen, alibi's lijken het wel. Aan het begin van de door Martin Gressman in schemerig zwart-wit gedraaide film scharrelt ze met haar witte hond over de scheidende Albert-Cuypmarkt, op zoek naar resten bruikbaar voedsel. Die worden op de fiets in een kistje meegetroond naar een caravan aan de stadsrand, omringd door bomen met zilveren blaadjes. Er heerst daar een zekere orde, bevestigd door het oppakken van voorwerpen als een broodtrommel. De poëzie van Blank zit in die tastbaarheid, het tedere gebaar van een hand die een object vasthoudt, bijna streelt. Ook op die vingers van Nele (Christien Vroegop) raak ik niet snel uitgekeken, al begrijp ik niet goed waarom. De schijn van orde is niet genoeg. Het meisje vraagt zich af wat ze eigenlijk nog in Amsterdam doet en begint aan een reis naar haar vaderland. Het eerste doel is een oude vriendin in Berlijn, die niet meer te vinden valt. Waar tot voor kort nog de marginalen uit de kraakbeweging, de stadsnomaden, de alternatieven woonden, bevinden zich nu de nieuwe paria's: Russen, Polen, andere landverhuizers uit het oosten. Hun verschijning aan de rand van ons gezichtsveld loopt als een rode draad door de film. De rit vervolgt, naar Dresden, Hamburg, met een nieuw tijdelijk doel: het bemachtigen van een uitkering. Steeds verschuift de zingeving, terug naar Amsterdam, om ten slotte haar voorlopige bestemming te vinden in de koop van een landbouwtrekker op het erf van een Oostfriese boerderij. Als Nele en de hond samen wegrijden, moet niemand de illusie koesteren dat ze weten waar ze naar toe gaan.
In groot contrast tot de ontworteling en de vaagheid van hun leven, en dus tot de dramatische onscherpte van de film, die veelal op de rand van de documentaire balanceert, staat de precisie van de vormgeving. Die is steeds ascetisch zuiver, met een scherp oog voor landschappen, voorwerpen, sferen. Je herkent er de oorsprong van Blank in als beeldhouwster, die zo'n twintig jaar geleden uit Duitsland naar Amsterdam kwam. Haar eerdere korte films kenmerkten zich door terughoudendheid, maar ook door een te nadrukkelijke articulering. In Rit over de grens valt voor het eerst de stijl op zijn plaats en tekent zich een soort lichte vanzelfsprekendheid af. De film vertelt geen verhalen en dringt zich niet op aan de toeschouwer. Niet iedereen kan daarmee uit de voeten. Tot mijn eigen verbazing voel ik me dit keer thuis in Blanks 'terrain vague', en kan niet goed uitleggen waarom en hoezo. Het heeft, denk ik, te maken met de herkenbaarheid van het onbestemde, en het besluit daar geen punt meer van te maken.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |