F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Een ontslagen advocaat met aids: niet eng maar andersJOYCE ROODNATZe kunnen prachtig zijn, de films waarin met fors rechtbankdrama wordt aangetoond dat het recht niet automatisch zijn loop heeft, maar dat het opgelegd kan worden door een even weerbarstige als strijdlustige advocaat. De cineast Sidney Lumet maakte het genre tot zijn specialiteit en bereikte een hoogtepunt met The Verdict (1982). Met Philadelphia beproefde nu Jonathan Demme er zijn talent mee. Het scenario, van de hand van Ron Nyswane, een van Demmes naaste medewerkers, verknoopt het met een in deze jaren helaas voor de hand liggend, maar in de commerciële film niet eerder vertoond thema: de ziekte aids en de vooroordelen tegen mensen die eraan lijden. De film vertelt over een geslaagde, zelfs net tot compagnon van zijn illustere kantoor gepromoveerde, advocaat die plotseling wordt ontslagen. De officiële reden is de onvoldoende kwaliteit van zijn werk. Officieus zou de oorzaak heel wel kunnen zijn dat aids nu letterlijk zijn voorhoofd tekent. Hij klaagt zijn voormalige werkgevers aan wegens onrechtmatig ontslag en er onrolt zich een David en Goliath-gevecht in de rechtszaal, waarbij de ontslagen man wordt bijgestaan door een gewiekste advocaat die één probleem heeft: hij is een tevreden macho die geen homoseksuelen denkt te kennen en aids bedreigend vindt. Maar onrecht kan hij niet velen en van discriminatie weet hij als zwarte advocaat te veel om het niet te bestrijden, ongeacht wie het treft. Zijn zaak bouwt hij op rond de stelling dat de weerzin tegen hiv- en aids-patiënten in feite een perverse vorm van homofobie is. Hij wint, maar eigenlijk zegeviert alleen in schijn het recht. Hij en de raadsvrouwe van de tegenpartij (een prachtig kille, allengs meer twijfelende, Mary Steenburgen) doen niet veel meer dan een wedstrijdje wie de andere partij het best in een kwaad daglicht kan stellen. Want ook al is er reden genoeg om te veronderstellen dat het advocatenkantoor afwilde van een partner die 'aids op onze toiletten bracht', bewezen wordt er niets en de jury baseert zich niet op een pleidooi maar op een feit dat al duidelijk was bij aanvang van het proces. Het pleit voor Demme dat hij, na zijn succes met de psychologische horrorfilm The Silence of the Lambs, koos voor dit ongemakkelijke onderwerp. In Philadelphia betoont hij zich, bijgestaan door Tak Fujimoto achter een wendbare, suggestieve camera, opnieuw een knap visueel kunstenaar. Geslaagd, zij het meermalen met wel erg veel muziek, bespeelt hij de gevoelens van zijn publiek en zijn film zal zeker een groter begrip kweken voor de slachtoffers van aids, en voor hun familie en hun geliefden. Eveneens is Demme een vaardig acteursregisseur: de komiek Tom Hanks laat hij aangrijpend en waardig de zieke advocaat neerzetten: lief voor zijn vriend, trots op zijn vak, doodziek en vastbesloten aan te tonen dat zijn bazen hem onmogelijk konden ontslaan omdat hij zijn werk niet goed deed. Maar zowel op de scenarist als op Demme lijkt het gewicht van hun onderwerp loodzwaar te wegen. Philadelphia maakt de indruk dat ze zich bij elke scène bewust waren van het idee dat deze film de eerste grote aids-film is. Ze lijken zich verplicht te voelen om iedere seconde te benutten om hun publiek voor te lichten. Anderszijds doen ze er alles aan om het nooit voor het hoofd te stoten, hoe het ook denkt over homoseksualiteit en aids. Homo's zijn, zelfs als ze aids hebben, mensen als u en ik, roept de film in alle toonaarden, maar we begrijpen dat u daar moeite mee heeft. En dus worden er zoveel mogelijk parallellen getrokken tussen het jonge gezin van de zwarte advocaat (een mooie rol van Denzel Washington) en het vriendenstel waar de aan aids lijdende Andrew deel van uitmaakt. Huiselijkheid alom, maar waar de advocaat en zijn vrouw elkaar veelvuldig omhelzen, kan er voor de twee vrienden nog geen knuffeltje vanaf. Van dieper spiritueel contact is evenmin sprake. Ze lijken meer twee noeste kompanen dan mannen die elkaar in alle opzichten liefhebben. Hun flat is ingericht met smaakvolle schilderijen en ze houden van operamuziek - bij Maria Callas worden er tranen met tuiten gehuild. Geven ze een feestje dan wordt dat bevolkt door allerlei wonderlijk verklede, almaar giechelende mannen - een en al cliché, waarmee Demme steeds weer aangeeft dat zulke types helemaal niet eng zijn, alleen maar Anders. Ook leert Philadelphia hoe familieleden het beste kunnen reageren op een broer of neef die aids heeft: Andrews uitgebreide familie is dermate een toonbeeld van lievigheid en medeleven dat het klef wordt, vooral wanneer hij nadrukkelijk zijn kleine nichtje de fles mag geven. Zijn vriend zit naast hem en blikt teder toe: zie je wel, net een gewoon stel.
Is dit allemaal meer onhandig dan schadelijk, wanneer er in de film wordt geïnformeerd over aids, wordt de voorlichtingstoon ergerlijker. In zeer formele termen legt een arts uit welke vormen van lichamelijk 'vocht' besmettingsgevaar opleveren. De woorden 'veilig vrijen of 'condoom' vallen nimmer, wel wordt gesuggereerd dat Andrew de ziekte heeft opgedaan doordat hij - één keertje maar, echt waar - anonieme seks had in een pornobioscoop. Als je nu toch voorlicht, waarom dan niet vastgesteld dat avontuurtjes en porno niet, zoals de goegemeente liefst denkt, automatisch aids opleveren, en dat het ook opgedaan kan worden tussen de eigen lakens?
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |