F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
De aantrekkingskracht van glimmende, getatoeëerde lijvenHANS BEEREKAMPTijdens het afgelopen International Filmfestival Rotterdam was Once Were Warriors, het speelfilmdebuut van de 43-jarige Nieuwzeelandse regisseur Lee Tamahori, een van de absolute favorieten van het publiek. De redenen voor die populariteit liggen voor de hand: Tamahori voert de kijker een onbekende, exotische en ondanks alle ellende op een bepaalde manier aantrekkelijke cultuur binnen, namelijk die van de werkloze, van hun trots en gevoel voor eigenwaarde beroofde, geassimileerde Maori's. Ze wonen aan de rand van de grote stad tussen snelwegen en lichtmasten, drinken bier uit literflessen en voelen zich geminacht, zowel door de blanken als door de Maori's die in hun stamgebied achtergebleven zijn. Once Were Warriors begint met een prachtig panorama van berglandschap met meer en palmen. Als de camera naar links zwenkt blijkt het een reclamebord te zijn dat langs de snelweg staat. Tamahori's gevoel voor effectbejag, dat hij op moet hebben gedaan als ervaren en vaak bekroond maker van reclamespots, is een andere reden voor de goede ontvangst van zijn film, zowel in Nieuw-Zeeland als in het buitenland. Gebaseerd op een roman van Maori-auteur Alan Duff, die aanvankelijk op kritiek kon rekenen omdat hij - politiek incorrect - zijn eigen volk afschilderde als agressieve alcoholisten, schetsen Tamahori en scenariste Riwia Brown een groepsportret van mensen, die ondanks hun slechtere eigenschappen toch sympathiek blijven. De heldin is Beth Heke (Rena Owen), een moeder van vijf kinderen die met de blote hand een bierfles kan openen en met wie voor het overige ook niet te spotten valt. Desondanks wordt ze regelmatig bont en blauw geslagen door haar man Jake (Temuera Morrison), een droeve krachtpatser, die graag melancholieke liedjes zingt en dan soms ineens explodeert in een onberedeneerde orgie van spiergeweld. Net als de vrienden waar hij avondenlang mee aan een tafeltje staat te hijsen, draagt hij een zwart mouwloos hemdje rond een glimmende torso vol tatoeages. De aantrekkelijkheid van hun brute verschijning wordt weliswaar afgestraft in het scenario, maar zou toch wel eens een modetrend kunnen veroorzaken. De effectiviteit van Tamahori's film, gefotografeerd door Jane Campions cameraman Stuart Dryburgh, is zo sterk dat die me ook met ambivalente gevoelens opzadelt. Het is niet zo dat het geweld in Once Were Warriors verheerlijkt wordt, integendeel. Tijdens een vertoning in Rotterdam riep een vrouw op een van de achterste rijen, bij de verkrachting van Beths 13-jarige dochter door een drinkebroer van haar vader, heel hard door de zaal: ,,Kankerlijer!''. Je moet wel bijna teruggaan tot de begindagen van de cinema, toen de schurk uitgejouwd werd door het publiek, om een dergelijke betrokkenheid bij een film aan te treffen. Het is dan ook geen wonder dat Tamahori inmiddels een Hollywood-contract tekende voor het regisseren van de volgende film met Nick Nolte. Ik bewonder Tamahori's vermogen mij precies te krijgen waar hij me hebben wil, want ook ik voelde de aandrang opkomen om de verkrachter op z'n vuile bek te slaan. Aan de andere kant wantrouw ik een filmstijl, die zo weinig ruimte laat voor eigen interpretatie, voor dubbelzinnigheid of reflectie. Tamahori lijkt weinig oog te hebben voor de ironie dat hoe lelijker hij zijn schurk aftekent, hoe aantrekkelijker hij word. Misschien sluipt er zo zelfs een klein beetje hypocrisie in de heilige verontwaardiging die de film bij beschaafde kijkers oproept. Wat Once Were Warriors wel subtiel en vermoedelijk naar waarheid weet uit te leggen is het verschil tussen de oorspronkelijke krijgshaftigheid van het Maori-volk en de ongerichte agressie van Jake. Op een tuchtschool, waar een van de andere kinderen van het ongelukkige paar belandt, onderwijst een Maori-groepsbegeleider de onveranderlijk niet-blanke jongens een oude krijgsdans. Daarin wordt de woede tegen de vijand, misschien wel tegen hun maatschappelijke vernedering, zichtbaar verinnerlijkt en gestileerd tot een bruikbare vorm van energie.
Resteert de vraag hoe essentieel het etnische thema nu precies is voor Once Were Warriors. Stel nu eens dat drankzucht en losse handen in gezinsverband ook in andere milieus en bij andere volkeren voorkomen, waar de genezing niet in eerste instantie gevonden kan worden door terugkeer naar oude spirituele waarden. Is Tamahori's film dan op te vatten als de bijzondere uitwerking van een universeel gegeven? De mondiale bijval voor de film lijkt te wijzen op een bevestigend antwoord. In dat geval is de aantrekkelijkheid van die glimmende getatoeëerde lijven een teken aan de wand. Met andere woorden: wie echt niet van geweld houdt, zal aan Once Were Warriors een ongemakkelijk gevoel overhouden.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |