U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    F I L M A R C H I E F  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE

  OUDE NUMMERS  
  FILMARCHIEF  
  DOSSIER OPSPORING  
  DOCUMENTATIESERVICE  

T I T E L : Ludwig 1881
R E G I E : Donatello en Fosco Dubini
M E T : Helmut Berger, Max Tidof

Helmut Berger nog eenmaal terug in de rol van Ludwig

PIETER KOTTMAN
Het was een bizar plan, en de bedenkers hebben naar verluidt dan ook al hun overredingskracht moeten inzetten om het te realiseren. Twintig jaar nadat de grote Visconti zijn persoonlijke schepping, de acteur Helmut Berger, de titelrol liet spelen in Ludwig en hem daarmee zo ongeveer mummificeerde, besloten de Zwitserse broers Donatello en Fosco Dubini opnieuw een speelfilm te maken over de excentrieke Beierse koning en Berger voor de hoofdrol te vragen. Om begrijpelijke redenen heeft de acteur pas na lang aandringen ingestemd.

Ludwig 1881 luidt de toepasselijke titel van het debuut van de Dubini's. Ter bezwering van het gevaar op herhalingsoefening te gaan, hebben ze ervoor gekozen slechts een korte episode uit het leven van de koning te verfilmen. Het is in 1881, dat de vorst de Weense acteur Joseph Kainz uitnodigt voor een reis rond het Vierwoudstedenmeer, waar Schiller zijn Wilhelm Tell zich liet afspelen. De reis is een historisch feit. Op bevel van Ludwig gaf Kainz privé-voorstellingen, opdat de kunst met de werkelijkheid zou versmelten, maar ook om de kunst het decor te verschaffen van de niet te overtreffen schoonheid van de echte natuur. Met minder nam Ludwig geen genoegen.

Met wat hijzelf op touw zette ook niet, overigens, en dat is precies waar Ludwig 1881 over gaat. Het is een mooie metafoor voor de existentiële onvrede van de vorst, hoewel dat te algemeen geformuleerd is. De onvrede vloeit voort uit een mengeling van tirannie, een romantische hang naar het irreële en een tot duizelingwekkende hoogten ontwikkeld gevoel voor esthetiek. Zijn sprookjespaleizen en zijn legendarische bescherming van Wagner waren daarvan een gevolg, maar ook deze reis. De geschiedenis getrouw tonen de Dubini's Ludwig als een tegelijkertijd oppermachtig en machteloos regisseur. Oppermachtig in de zin dat hij kon beschikken over alle door hem noodzakelijk geachte ingrediënten om het esthetisch ideaal te realiseren - machteloos, omdat ieder resultaat in zijn ogen uiteindelijk te kort schoot.

Dat hij verordonneert een aanlegsteiger te bouwen voor een spontaan bezoek van zijn pupil en protégé Kainz aan een kapel, is tot daaraan toe, maar zijn verwijt dat ,,de natuur te langzaam (groeit)'' is absurd. Enerzijds die natuur als het ultieme decor beschouwen, maar haar anderzijds naar zijn hand willen zetten - het is een tragische onverenigbaarheid van ambities. En het is niet de enige die de Dubini's inzichtelijk maken. Kainz in combinatie met zijn beschermheer is er nog een, en niet alleen omdat hij een uitgesproken slecht acteur is, behept met een stem als een cirkelzaag. Hij is lui en gemakzuchtig en onderneemt de hem door Ludwig opgedragen inspanningen - alles ter verfraaiing van zijn artistieke prestaties - met de grootst mogelijke tegenzin. Bovendien ontmoet hij een dame.

Kainz ondergaat de eisen die hem gesteld worden als een gigolo - en Ludwig stelt zijn eisen aan dit hopeloze geval als een mainteneur. Hoe hun beider verlangens hen voor elkaar onbereikbaar maken en tegelijkertijd samenbrengen, toont Ludwig 1881 op een subtiele, heldere en, anders dan men verwachten zou, in het geheel niet-broeierige manier. Er zijn geen seksuele zinspelingen, anders dan Kainz' hand op de schouder van de vorst, daar, voor de gelegenheid van een fotoportret, door Ludwig zelf neer gelegd. De foto werd later geretoucheerd, zoals de Dubini's aan het slot van hun film laten zien.

De notie van de retouche is wat deze film zo delicaat maakt. Geen moment kiezen de regisseurs voor het gemakkelijke, dikke effect; er zijn twee Shakespeariaanse bedienden die voor de vrolijke noot zorgen en voor het snijdende commentaar en voor het overige is er, in samenhang met de mist boven het meer, kilte, afstandelijkheid, onvermogen en het meest nog: eenzaamheid.

Helmut Berger is de perfecte vertolker van deze introverte dwingeland. Zwijgzaam speelt hij niet eens stil spel. Hij speelt niet, lijkt het. Het is deels ongetwijfeld interpretatie, maar hij lijkt, gezeten op de voorplecht van de boot of staande aan de reling, gewoon zichzelf. In gedachten verzonken, ver weg, mijmerend over hoe het ooit was - niet goed - en over hoe het nooit zal worden - goed. Hij is, chic en majesteitelijk en dus zonder een spoor van zelfbeklag, de vleesgeworden onvrede.

NRC Webpagina's
1 JUNI 1996


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)