F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Achter de film dreigt de hamburgertentPIETER STEINZDe koffie is niet te drinken, straatgeluiden dringen door in de studio, een setlamp springt tijdens de opname, de microfoon van de boom man hangt op ongelegen momenten in beeld, de hoofdrolspelers acteren bij iedere take slechter - en waar o waar komt toch die hinderlijke piep vandaan? Als één ding duidelijk wordt uit de filmkomedie Living in Oblivion dan is het dat het maken van een low-budgetfilm geen lolletje is. Vooral niet wanneer de weinig daadkrachtige regisseur geplaagd wordt door faalangst en nachtmerries en zijn medewerkers niet doen wat hij wil. Van dat laatste heeft Tom DiCillo, scenarioschrijver en regisseur van Living in Oblivion (en voormalig cameraman van Jim Jarmusch), in ieder geval geen last gehad. In zijn low-budgetfilm over de opnameperikelen van een lowbudgetfilm zijn het geluid en de belichting onberispelijk wanneer het script het voorschrijft, is het camerawerk op een consequente manier grillig, en wordt overtuigend en aanstekelijk geacteerd - wat in sommige gevallen wil zeggen dat de spelers de juiste graad van net-niet-goed-genoeg acteren bereiken. Het resultaat is een satire die hilarisch moet zijn voor iedereen die wel eens heeft meegewerkt aan een speelfilm, maar die geestig genoeg is om ook een leek anderhalf uur te vermaken. Hoofdpersoon van Living in Oblivion is Nick Reve (Steve Buscemi), een met lang haar, uitpuilende ogen en vlasbaard uitgeruste B-regisseur die ervan droomt om gelauwerd te worden 'voor de beste film ooit gemaakt door een menselijk wezen'. In zijn streven wordt hij door alles en iedereen dwarsgezeten, of het nu haperende instrumenten zijn of crewleden met (onderlinge) relationele problemen. Maar hij blijft geduldig. Slechts drie keer verliest Nick zijn kalmte: wanneer na de zoveelste mislukte take een simpele scène opnieuw verpest wordt, door een niet te traceren piepgeluid; wanneer tijdens het filmen van een met clichés geplaveide droomscène de ingehuurde dwerg in kritiek uitbarst (,,Heb jij ooit een droom gehad met een dwerg erin? Zelfs ik droom nooit over dwergen''); en wanneer de mannelijke ster (een in de juiste combinatie van ijdelheid en arrogante domheid excellerende James LeGros) het bloed onder ieders nagels vandaan haalt. Deze laatste scène is een van de hoogtepunten van Living in Oblivion. De blonde Hollywood-dekhengst Chad Palomino - volgens boze tongen gemodelleerd naar Brad Pitt, die in de eerste film van DiCillo (Johnny Suede) de hoofdrol speelde - schoffeert zijn tegenspeelster en de cameraman en bemoeit zich hinderlijk dom met de regie van een overigens bête liefdesscène. We hoeven ons dan niet meer af te vragen waarom Chad in Hollywood gecast wordt als 'de verkrachter op wie Michelle Pfeiffer verliefd wordt' of 'de sexy seriemoordenaar die intrekt bij Winona Ryder'. En tijdens de vechtpartij met Nick die volgt geeft hij zelf antwoord op de vraag wat hij als grote jongen doet in een lowbudgetproduktie: ,,Ik ben hier alleen aan begonnen omdat ik begrepen had dat je dikke maatjes was met Quentin Tarantino.'' Het is een verwijzing die voor de bewonderaars van de hottest American director nog een dubbele bodem heeft: Steve Buscemi speelde kleine rollen in zowel Reservoir Dogs als Pulp Fiction.
Tom DiCillo's Living in Oblivion is een film vol dromen en nachtmerries. De hoofdrolspeelster (Catherine Keener) ziet voor zich hoe ze eindigt als hamburgerserveerster met als topprestatie op haar curriculum een douchescène met Richard Gere. De gaffer (electricien) hoopt zelf regisseur te worden en leurt stiekem met zijn script bij 'Mr Palomino'. En ja, de regisseur wil naar bed met zijn female lead. Maar allemaal proberen ze om in het hier en nu het hopeloze project waaraan ze werken tot een goed einde te brengen. Hun optimisme tegen de klippen op, en vooral dat van Nick de regisseur, krijgt gaandeweg iets heel aandoenlijks. Ik moest meer dan eens denken aan Ed Wood, Tim Burtons recente komedie over 'de slechtste regisseur aller tijden' waarin Johnny Depp een zelfde tragische blijmoedigheid aan de dag legt. Living in Oblivion is bescheidener van opzet dan Burtons miljoenenproject, maar in veel opzichten ook geslaagder. Allereerst door DiCillo's betere timing en dosering: hij geeft je geen kans om genoeg te krijgen van de meligheid die film-over-film af en toe met zich meebrengt. Daarnaast door de knappe structuur die hij aanbracht: de drie delen van de film hangen op een subtiele manier samen en lopen met kleine verrassingen in elkaar over. Living in Oblivion getuigt van een inventiviteit die je benieuwd maakt naar wat DiCillo met een groter budget zou kunnen doen.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |