F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Een impressie van ongeregeld volk in nachtelijk ParijsPIETER KOTTMANIn haar nieuwste film stelt de Franse regisseuse Claire Denis (Chocolat, S'en fout la mort) zichzelf een moeilijke taak, die haar vooral in de scenario-fase de nodige hoofdbrekens gekost zal hebben. Ze conformeert zich ook aan een trend, die opviel tijdens het zojuist afgesloten International Film Festival Rotterdam. Filmmakers proberen te ontsnappen aan de artificiële 'werkelijkheid' van een afgerond, lineair verlopend verhaal en begeven zich in het mijnenveld van de impressie, de observatie en van het, weliswaar geleide, toeval. Het is een oude methode, die recht doet aan de grilligheid van het echte bestaan. Altman doet het op die manier, en Kieslowski en Michael Haneke en zoveel anderen, onder wie Claire Denis. Het belangrijkste probleem is de timing: hoelang kan de kijker in het ongewisse gelaten worden met onbestemde en onsamenhangende beelden en toch nog geboeid zijn? Op welk moment moeten er lijnen samenkomen en tipjes van sluiers worden gelicht? En op welke manier moet dat: met een coup de théâtre - verrassend en spectaculair - of juist geleidelijk en net zo weinig nadrukkelijk als de aanloop tot de ontknoping? Pasklare antwoorden zijn er niet, dat wil zeggen, men kan het doen zoals men wil, als maar het goed gebeurt. In J'ai pas sommeil heeft Denis bijna de goede manier gevonden. Haar 'verhaal' (dat dus geen verhaal is en toch weer wel) speelt zich af in het 18e arrondissement in Parijs. Pigalle, Sacré Coeur, Moulin Rouge: het is misschien wel de meest onaangetaste wijk van de Franse hoofdstad, nog niet geheel en al restyled door projectontwikkelaars. Het is de plek van de sjacheraars, gauwdieven, bejaarden en ongeregeld levende jongeren, de plek van hoeren en snoeren, van het nachtelijk avontuur met kater na afloop. Daar filmt Denis 'zomaar' mensen: een jonge vrouw in een aftandse Oosteuropese auto, vuilnismannen, ruziënde vrienden waarvan één besluit uiteindelijk niet in een auto te stappen enzovoort. Met dat meisje is iets aan de hand, we volgen haar zowaar een beetje en via haar verschijnen nieuwe figuren ten tonele. Daar zit logica in, maar soms ook ontbreekt die. Zonder aanleiding bij voorbeeld belanden we in het appartement van een zwarte man die, naar we langzaam begrijpen, terug wil naar Martinique. Hij heeft ruzie met zijn vrouw, zorgt voor hun kind - en blijkt de broer van de man die in de beginscènes weigerde in een auto te stappen. Die man volgen we ook en hij lijkt zelfs een sleutelfiguur. Hij woont samen met zijn minnaar in het hotel, waar de jonge vrouw met de Oosteuropese auto een baantje heeft gevonden. Hij is een, goddank niet erg clichématige, travestiet en treedt op in nachtclubs. Als Denis een van zijn optredens filmt, verliest ze het kwetsbare ritme van haar film uit het oog. We krijgen het complete nummer voorgeschoteld en die langdradigheid doet kleinburgerlijk aan: we mogen aapjes kijken in een zogenaamd extravagant homoreservaat. Behalve te lang, is de scène ook te netjes, prachtig uitgelicht, het lijkt wel een videoclip van MTV. Het is niet het enige moment waarop J'ai pas sommeil trekken gaat en spanning verliest. Anderzijds geeft Denis de kern van haar verhaal bijna te terloops weg. Het idee voor haar film putte ze uit een fait divers dat Frankrijk een tijd heeft beziggehouden. Er werden oude vrouwen vermoord in 'het 18e' - de moordenaars bleken twee minnaars. Een ervan stierf kort na zijn arrestatie aan aids, de andere zit nog vast. In haar film vermijdt Denis zorgvuldig de suggestie dat aidspatiënten geneigd zouden zijn tot moorden, slechts op de aftiteling vermeldt ze hoe het de moordenaars in werkelijkheid vergaan is. En de moorden zelf, overigens mooi afstandelijk verfilmd, zijn scènes als alle andere: we nemen er even kennis van, op impressionistische wijze, alvorens de bezigheden van weer een andere figuur gade te slaan.
Het is bijna goed zoals Denis het zichzelf gestelde probleem benadert. Haar film is een goeddeels boeiende puzzel en een fraaie verkenning van mensen als objets trouvés. Ze worden even uitgelicht, verdwijnen weer in het donker, komen nog weer eens terug en zijn erg gewoon en erg menselijk. Met verlangens en geheimen, die nauwelijks meer dan vermoed kunnen worden, zoals van voorbijgangers op straat. Dat intrigerende aspect buit Denis, op enkele momenten na, goed uit in J'ai pas sommeil.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |