F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Wonderkind in het voetspoor van de schaak-messiasHANS BEEREKAMPFilms over schaken en schakers zijn zeldzaam en doen meestal weinig recht aan de complexiteit van de obsessie door het spel der spelen. Met de constatering dat grootmeesters excentrieke, wereldvreemde types zijn en dat je nooit helemaal weet wat er voor geheimzinnigs in hun hoofd om gaat, houdt het doorgaans op. Ook de vorig jaar in Amerika uitgebrachte film Searching for Bobby Fischer, het regiedebuut van de vooral als scenarioschrijver van Schindler's List bekend geworden Steven Zaillian, lijdt enigszins aan het euvel van de oppervlakkigheid, vooral wanneer aansluiting gezocht wordt bij de formule van een gewone Amerikaanse sportfilm: winnen is niet alles, maar wel heel belangrijk. Toch verdient de film beter dan een roemloze uitbreng op video onder de rare, misleidende titel Innocent Moves. Het is namelijk relatief de beste schaakfilm tot nu toe, waarin bij voorbeeld inzicht verschaft wordt in het verschil tussen koffiehuisschaak en de esthetische queeste van de ware liefhebber, in de monsterlijke ambities van ouders van topjeugdschakers en vooral in de dilemma's van superbegaafde kinderen. Zaillian draagt bovendien een voorlopig bevredigende oplossing aan van het probleem hoe je schaken dramatisch zou moeten visualiseren. Ook al neemt hij ook zijn toevlucht tot het snel indrukken van klokken en het met veel misbaar verplaatsen van stukken (zonder de stelling zichtbaar te maken), de nadruk ligt op close-ups van de ogen van de spelers, en dat werkt soms heel goed. Zaillian baseerde zijn scenario op een boek van Fred Waitzkin over zijn zoon Josh, een Newyorkse jongen die op zijn zevende het spel ontdekte door observatie van om geld spelende parkschakers en al snel uitgroeide tot jeugdkampioen. Onder leiding van de werkelijk bestaande Bruce Pandolfini (Ben Kingsley in de film) leert Josh Waitzkin (Max Pomeranc) de gretige agressiviteit af die hij zich in het park eigen maakte, voor het gemak samengevat als de neiging om de dame te vroeg naar voren te halen. Pandolfini onderwijst vooral dat het bij schaken niet alleen om het winnen gaat, maar om schoonheid. Dat zou ook, volgens het scenario, de essentie zijn van de speelstijl van Bobby Fischer, de legendarische Amerikaanse ex-wereldkampioen, die na het behalen van zijn titel spoorloos verdween. In de schaaklokaaltjes en de parken van New York wordt elk nieuw wonderkind begroet als de nieuwe Fischer, alsof de messias die 'de Russen kan verslaan' per se opnieuw uit dezelfde stad zou moeten komen. De documentaire beelden van Fischer, de held en het rolmodel van de jonge hoofdpersoon, verlenen de film wel een mystieke glans, die meer overtuigt dan wanneer domweg weer eens gesteld zou worden dat het schaken zelf een voor gewone stervelingen onbegrijpelijke activiteit zou zijn.
Misschien nog belangrijker dan het schaakthema is de in Searching for Bobby Fischer opgeworpen vraag hoe een wonderkind zijn plaats in de wereld kan vinden. Het schitterende acteren van de jonge Max Pomeranc, zijn wanhopige blik wanneer hij zijn vader (Joe Mantegna) expres laat winnen en die niet eens de gaten heeft dat het mat is, zijn jaloezie op leeftijdsgenoten die rustig eens mogen verliezen, de troost die de late ontdekking van vriendschap met andere wonderkinderen oplevert, schenken meer bevrediging dan de manier waarop Zaillian het schaken beziet. Toch slaagt de regisseur, die zelf in Hollywood voor het nieuwe wonderkind doorgaat, beter dan welke Amerikaanse of Europese collega tot nu toe in het maken van een niet bij voorbaat belachelijke film over de erfenis van de schaakgodin Caissa. Zaillian heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt, en komt een heel eind.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |