F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
De laatste Apache-strijder twee maal in de hoofdrolHANS BEEREKAMPNet als Wyatt Earp en Buffalo Bill dankt Geronimo (1829-1909), de laatste Apache-strijder die zich - in september 1886 - overgaf aan het Amerikaanse leger, zijn onsterfelijkheid vooral aan het feit dat hij het Wilde Westen lang genoeg overleefde om de mythen persoonlijk te helpen fabriceren. Toch was Geronimo, die eigenlijk Goyathlay heette ('de gaper' in de Athabascan-taal), nog zelden de hoofdpersoon van een Hollywoodwestern. Kort na elkaar bereiken nu twee recente films de Nederlandse videotheken, die beide Geronimo heten. De oudste is een door Turner Pictures geproduceerde televisiefilm uit 1993, geregisseerd door de in dit soort werk gespecialiseerde Roger Young. Het is een conventioneel vormgegeven, strikt vanuit het Indiaanse perspectief vertelde en dus politiek zeer correcte biografie. Als oude man blikt Geronimo in 1905, vlak voor een ontmoeting met president Theodore Roosevelt, terug op een bewogen leven, waarin zijn volk, de Chiricahua-stam van de Apachen, praktisch uitgeroeid, verdreven en verbannen werd. Onder meer legt de film uit hoe Geronimo aan zijn naam kwam: Goyathlay voerde het leger aan dat op de naamdag van St. Hiëronymus een Mexicaanse expeditiemacht volledig in de pan hakte. Youngs film is informatief, bijna educatief, maar bijzonder voorspelbaar, zowel door de structuur van het scenario (een obligate raamvertelling met flash-backs) als in bij voorbeeld de muziek: panfluit, tam-tam, synthesizer en een uit de verte echoënde strijdkreet. De figuur van Geronimo en het feit van de geschonden beloften bij de overgave - in plaats van twee jaar moesten de overgebleven Chiricahua's tot in lengte van dagen in ballingschap in Florida blijven - zijn de enige overeenkomsten tussen beide films. Geronimo: An American Legend beperkt zich tot de jaren 1885-86, wanneer Geronimo uitbreekt uit het hem toegewezen reservaat en met slechts 35 krijgers de cavalerie vanuit de heuvels van Arizona onzichtbaar bestookt, totdat een sympathiserende blanke onderofficier, luitenant Gatewood (Jason Patric), hem tot overgave weet te bewegen. Maar Geronimo: An American Legend, geregisseerd door genre-specialist Walter Hill en geschreven door de door onafhankelijk Amerikaans heldendom geobsedeerde John Milius, is een ambitieuze echte bioscoopfilm, met een flink budget en een genuanceerde, complexe visie. Alleen het geringe commerciële succes, tegen de verwachtingen in, bestemde de film tot een onverdiend lot op de planken van de videotheek. In de ogen van Milius (Apocalypse Now) en Hill is niet alleen Geronimo (Wes Studi) een vrijheidslievende idealist die het onderspit delft, maar lijden ook de in indianenzaken gespecialiseerde blauwjassen een nederlaag. De zuidelijke luitenant Gatewood (door Patric gespeeld met een Brando-achtige affectatie) wordt direct na het voltooien van zijn missie overgeplaatst om de schande van de niet met traditionele middelen te winnen guerrillastrijd te verbergen. Generaal Crook (Gene Hackman) is dan al van zijn taak ontheven, omdat hij de Chiricahua's te veel vertrouwen geschonken had. Een oude verkenner, die de Apachen haat en bewondert (Robert Duvall), sneeft op de valreep. Nadat Geronimo en zijn mannen, samen met de tot dan toe met de cavalerie samenwerkende indiaanse verkenners, op de trein naar Florida zijn gezet, dient de jonge, naïeve onderofficier Davis (Matt Damon), door wiens ogen we de episode waargenomen hebben, in walging zijn ontslag in. De vergelijking met de Vietnam-oorlog en de door nationale schaamte veroorzaakte desavouering van de veteranen die het vuile werk op moesten knappen, dringt zich op. Je kunt je afvragen of deze interpretatie van de geschiedenis, die indiaanse renegaten op een lijn stelt met individualistische, de tegenstander respecterende cavaleristen, even correct is als die in Youngs televisiefilm. Een nadeel is bij voorbeeld dat Geronimo bij Hill zelf niet eens de hoofdrol speelt in zijn eigen legende. Toch is het resultaat van deze licht mystificerende aanpak een veel interessanter film. In details maakt Hill de tragiek van de genocide veel voelbaarder dan in het brave betoog van Young, die curieus genoeg ook zijn toevlucht moet nemen tot obligate geweldscènes om de boodschap erin te hameren. Hills regie van een passage, waarin drie aanvankelijk met het leger samenwerkende verkenners opgehangen worden wegens verraad, maakt grote indruk, evenals de confrontatie van Gatewoods mannen met een bende premiejagers, die honderd pesos per scalp van de Mexicanen krijgen; het tarief voor vrouwen en kinderen bedraagt slechts de helft.
De twee Geronimo-films leren weer eens dat het in film niet gaat om goede bedoelingen of om een exacte benadering van de waarheid. Veel belangrijker is de kunst een verhaal te vertellen, dat geen open deuren intrapt en dan soms, en passant bijna, ineens duidelijk maakt hoe de vork echt in de steel zit.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |