F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
Gechanteerde tasjesdief schenkt niemand vertrouwenHans BeerekampHet Kinderfilmfestival van Berlijn was nieuwsgierig geworden naar De tasjesdief, het speelfilmdebuut van de Nederlandse regisseur Maria Peters, toen duidelijk werd dat Olivier Tuinier er de hoofdrol in speelde. De 12-jarige ster uit Het zakmes, die ook een belangrijk aandeel had in het succes van De kleine blonde dood en de tv-serie Mus, begint zelfs internationaal op te vallen. Ook in de titelrol van De tasjesdief steelt Tuinier de show. Mede daarom gaf de kinderjury in Berlijn de film haar hoofdprijs, de Glazen Beer. De op Mieke van Hoofts in 1989 verschenen gelijknamige kinderboek - dat toen ook al de prijs van de Nederlandse Kinderjury won - gebaseerde verfilming is ook een vaardig geregisseerde speelfilm, met een paar achtervolgingen, een spannende ontknoping en genoeg herkenbare eigentijdsheid om kinderen vanaf een jaar of acht in vervoering te brengen. Goed nieuws is ook dat De tasjesdief, die Peters zelf schreef en produceerde, slechts een miljoen gulden heeft gekost, hetgeen tegenwoordig 'low-budget' mag heten. Hier en daar valt dat een beetje op, maar meestal niet echt; gezien de nog slechts geringe belangstelling van het publiek voor Nederlandse speelfilms, lijkt zo'n vlotte en goedkope kinderfilm, die nog een prijsje wint ook, dus het ei van Columbus. Akkoord, als maar niet het misverstand postvat dat De tasjesdief (Tuinier-kinderfilm-Berlijnprijs) in een adem genoemd kan worden met Het zakmes of het overige jeugdfilmwerk van Ben Sombogaart. Daarin worden zowel kinderen als hun ouders subtiel op het verkeerde been gezet en een lachspiegel voorgehouden. Peters zaagt in haar scenario, dat grotendeels het boek letterlijk volgt, regelmatig van dik hout planken en kiest voor een meer op actie gerichte climax, zonder bevrijdende fysieke verzoening tussen de jongen en zijn vader (Jaap Spijkers). Die laatste blijft nu in de film een onsympathieke karikatuur, evenals de alleen maar in haar dieet geïnteresseerde moeder (Myranda Jongeling). Het lukt hun zoon dan ook niet bij zijn ouders te biecht te gaan, wanneer twee 'grote jongens' hem dwingen om oude dametjes op straat van hun tas te beroven. Die twee booswichten (Aus Greidanus jr. en Micha Kerkhof) krijgen in de film weer meer reliëf. In de mooiste scènes van de film ligt hun kwijnende moeder (Renee Fokker) op bed en vraagt de jongens haar eens een zoen te geven. Stiefvader Freark Smink en zijn drie Dobermans grijpen dan in. Het thema van boek en film lijkt te zijn dat het soms heel moeilijk is voor kinderen om hun ouders in vertrouwen te nemen. Ook grootmoeder Roos (Ingeborg Uyt den Bogaard) schiet in dit geval tekort als confidante, omdat ze haar kleinzoon smeekt niet te verklappen dat zij het slachtoffer was van een roofoverval, uit angst dat ze dan naar het bejaardenhuis moet. Dat is ook de motivatie van zijn zwijgen en zijn chanteerbaarheid. Hoe dat precies via dreigen en afpersen leidt tot het plegen van overvallen, maken film noch boek helemaal overtuigend duidelijk. Dat het in werkelijkheid ook vóórkomt, die horigheid van kruimeldiefjes aan iets oudere en sterkere 'meesters', staat wel vast. Toch staan Tuiniers intelligentie en gevoeligheid dit keer de geloofwaardigheid van de film in de weg.
Soms kondigt zich in De tasjesdief een minder fletse en voorspelbare film aan, die misschien met een beetje meer moed (of geld) ook gemaakt had kunnen worden. De hobby van de hoofdpersoon, het verzamelen van dierenskeletten, verwijst niet alleen naar zijn eigen gebrek aan ruggegraat - de pestkoppen noemen hem 'Kippebotje' - maar ook naar een morbide aandacht voor wat een geraamte traditioneel representeert: dood, verval, het kwaad. In de eerste scène bij voorbeeld wordt die associatie opgeroepen, totdat de skeletten veilig in een museum blijken thuis te horen. Zulke associatieve tournures, dubbelzinnig en door hun flirt met slechtigheid juist voor kinderen fascinerend, zoals ook het vertrappen van overstekende padden door de slechteriken, bevat de film te weinig. In plaats daarvan worden oude clichés van stal gehaald, zoals de bevriende politieman die je altijd bellen kunt, en de schokwerking van het geweten. De tasjesdief is een acceptabele film, goed voor een ruime voldoende. Het is jammer dat Maria Peters niet hoger heeft willen of kunnen grijpen.
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |